Dit hoofdstuk beschrijft de modelelementen van het MIM voor het maken van een informatiemodel. De eerste paragraaf bevat enkele diagrammen die een overzicht geven van de modelelementen die op metamodelniveau worden onderkend en hun onderlinge verhouding. De paragraaf geeft een algemene beschrijving alle modelelementen, dat wil zeggen: onhankelijk van een modelleertaal. Wanneer u liever de beschrijvingen eerst leest, kunt u ook met de paragraaf objecttypen en attribuutsoorten beginnen. De laatste paragraaf bevat de metagegevens die worden bijgehouden over de modelelementen in een informatiemodel.
Ter illustratie van de relatie tussen een metamodel en een informatiemodel: in de Basisregistratie Kadaster (BRK) wordt een Perceel
gemodelleerd als een «Objecttype»
. De grens
van een perceel wordt gemodelleerd als een «Attribuutsoort»
. «Objecttype» en «Attribuutsoort» zijn de modelelementen uit het metamodel informatiemodellering. 'Perceel' en 'grens' zijn de modelleringen op het niveau van het specifieke informatiemodel. In dit geval de BRK. Door 'Perceel' een «Objecttype»
te noemen en 'grens' een «Attribuutsoort»
, is aangegeven hoe ze geïnterpreteerd moeten worden.
Het metamodel informatiemodellering hanteert een aantal uitgangspunten die aan de basis liggen van de totstandkoming en het gebruik van het model.
- Elk modelelement heeft een naam en een eigen MIM-metaclass, waaraan je het modelelement overal kan herkennen.
- De modelelementen worden eerst uitgelegd zonder een specifieke specificatietaal te gebruiken. Dit is zodat we hierna kunnen aangeven hoe je het modelelement uitdrukt per specifieke specificatietaal, te weten in UML of in W3C-specificatietechnieken.
- Een toolonafhankelijke beschrijving van het metamodel. Wel is er, omdat VNG Realisatie, Kadaster en Geonovum en veel andere organisaties Sparx Enterprise Architect gebruiken, aanvullend aangegeven hoe het metamodel in Enterprise Architect toegepast wordt. Hierdoor borgen we deze relatie.
- Uniforme toepassing van het metamodel in informatiemodellen. Anders gezegd, uitbreiden mag, afwijken niet. Maak voor hetzelfde doel geen alternatieve constructies.
- Datatypen zijn onderdeel van het metamodel en beschrijven de structuur van de data, maar niet de semantiek/betekenis. De aanbeveling is dan ook om eerst een informatiemodel te maken zonder datatypen. De regel is dat als alle datatypen uit het model worden weggelaten, er geen semantische betekenis verloren mag gaan.
Hierna volgen eerst diagrammen met een overzicht van de modelelementen. In de paragrafen erna wordt de betekenis van elk van deze modelelementen beschreven met een definitie en een toelichting en een voorbeeld. Tot slot volgt een paragraaf met metadata die bijgehouden wordt, of kan worden, bij een modelelement.
Deze paragraaf bevat een overzicht van het metamodel voor informatiemodellering, kortweg MIM, en geeft alle modelelementen weer. De beschrijving van de modelelementen staat in de volgende paragraaf. De modelelementen zijn verdeeld over een aantal diagrammen, die elk een eigen view op een deel van het metamodel tonen. Elk view toont een aantal van de modelelementen, inclusief hun onderlinge samenhang. Alle views samen vormen het metamodel als geheel:
- Kern: belangrijkste modelelementen in onderlinge samenhang.
- Datatypen: de in het model te onderkennen soorten datatypen.
- Overige modelelementen: elementen die niet altijd aan de orde zijn
Elk modelelement heeft een «MIM metaclass»
met een naam. Hieraan is elk modelelement te herkennen in alle diagrammen, in de tekst én in elke specificatietaal die een uitdrukking is van dit metamodel. Bij de modelelementen zijn in deze diagrammen geen beschrijvende kenmerken opgenomen (bijvoorbeeld metagegevens zoals: naam, definitie, enzovoorts). In de diagrammen in de bijlage zijn deze wel opgenomen.
De kern van het informatiemodel bestaat uit de volgende modelelementen. Het diagram toont hoe ze onderling met elkaar samenghangen. Een uitgebreide beschrijving per element is opgenomen in de paragraaf modelelementen.
«MIM metaclass»
: Objecttype«MIM metaclass»
: Attribuutsoort«MIM metaclass»
: Gegevensgroep«MIM metaclass»
: Gegevensgroeptype«MIM metaclass»
: Generalisatie«MIM metaclass»
: Relatiesoort«MIM metaclass»
: Relatieklasse«MIM metaclass»
: Relatierol«MIM metaclass»
: Relatierol doel«MIM metaclass»
: Datatype
In het diagram geven de verbindingen tussen de modelelementen aan welke combinaties kunnen voorkomen op metamodelniveau, oftewel welke modelelementen in een informatiemodel met elkaar gecombineerd kunnen worden. Bijvoorbeeld:
- Een
Objecttype
kan verbonden worden met eenAttribuutsoort
. In een informatiemodel kan je attribuutsoorten dus aan eenObjecttype
toekennen. EenAttribuutsoort
kan in het informatiemodel vervolgens weer als type eenDatatype
krijgen. - Een
Objecttype
kan verbonden worden met eenRelatiesoort
en dezeRelatiesoort
kan weer verbonden worden met eenObjecttype
. Dit geeft aan dat deRelatiesoort
een modelelement is dat twee objecttypen met elkaar verbindt. EenObjecttype
kan dus niet rechtstreeks verbonden worden met een anderObjecttype
. - Een
Objecttype
kan verbonden worden met eenGegevensgroep
en dezeGegevensgroep
kan weer verbonden worden met eenGegevensgroeptype
. EenObjecttype
kan dus niet rechtstreeks verbonden worden met eenGegevensgroeptype
. In een informatiemodel is eenGegevensgroep
een eigenschap van hetObjecttype
en kan je aangeven dat dezeGegevensgroep
als type eenGegevensgroeptype
heeft.
Het MIM kent verschillende manieren om een datatype toe te kennen aan een modelelement. Het onderstaande overzicht toont welke typen beschikbaar zijn, inclusief de onderdelen waaruit sommige typen worden opgebouwd.
«MIM metaclass»
:Primitief datatype
«MIM metaclass»
:Gestructureerd datatype
«MIM metaclass»
:Data-element
«MIM metaclass»
:Enumeratie
«MIM metaclass»
:Enumeratiewaarde
«MIM metaclass»
:Referentielijst
«MIM metaclass»
:Referentie-element
«MIM metaclass»
:Codelijst
Het diagram toont de onderlinge samenhang en structuur. Daarin is zichtbaar dat een Gestructureerd datatype
wordt opgebouwd uit twee of meer Data-elementen
, een Enumeratie
bestaat uit Enumeratiewaarden
en een Referentielijst
uit Referentie-elementen
. In de paragrafen datatypen en waardelijsten worden deze typen uitgebreid toelicht.
Naast de kernelementen en de datatypen, kent het MIM nog een aantal andere datatypen. Deze modelelementen vallen uiteen in een aantal categorieën, waarvan de functie en structuur binnen het MIM in de volgende paragrafen verder wordt toegelicht.
«MIM metaclass»
:Constraint
«MIM metaclass»
:Keuze
«MIM metaclass»
:Relatierol
«MIM metaclass»
:Relatierol bron
«MIM metaclass»
:Relatierol doel
«MIM metaclass»
:Externe koppeling
«MIM metaclass»
:Informatiemodel
«MIM metaclass»
:Domein
«MIM metaclass»
:Extern
«MIM metaclass»
:View
De Keuze
en de Constraint
zijn verschillende manieren om een voorwaarde of een beperking op te leggen aan een modelelement. Beide methoden hebben voor- en nadelen. Meer daarover vind je in de paragrafen constraint en keuze. Aan de hand van diagrammen wordt hieronder ...
Constraint in het kort
Een Constraint
legt voorwaarden of beperkingen op aan een modelelement. Meer informatie vind je in de paragraaf over Constraint
. Het diagram toont in welke situaties een Contraint
kan worden toegepast.
Keuze in het kort
Een keuze bepaalt dat er meerdere opties mogelijk zijn, waarvan er één gekozen moet worden. Er zijn vier situaties mogelijk waarin een keuze toegepast wordt die in deze paragraaf elk aan de hand van een voorbeeld worden uitgewerkt. Keuze tussen:
- een keuze tussen datatypen (voorbeeld)
- een keuze tussen 2 of meer attribuutsoorten (voorbeeld)
- een keuze tussen meerdere manieren om 1 betekenisvol attribuutsoort in te vullen (voorbeeld)
- een keuze tussen relatiedoelen, als nadere invulling van 1 betekenisvolle relatiesoort (voorbeeld)
Voor elke mogelijkheid is een aparte «MIM metaclass»
beschikbaar in het metamodel.
«MIM metaclass»
:Keuze
«MIM metaclass»
:Keuze(attribuut)
«MIM metaclass»
:Keuze(relatie)
«MIM metaclass»
:Datatype(keuze)
Dit diagram is uitgewerkt voor Objecttype
. Voor Gegevensgroeptype
en Relatieklasse
geldt hetzelfde patroon. Een Attribuutsoort
heeft normaal één Datatype
. Als er sprake is van een Keuze
, dan is het Attribuutsoort
gekoppeld met een Keuze
en de Keuze
geeft twee of
meer Datatypen
aan.
Dit diagram is uitgewerkt voor Objecttype
. Voor Gegevensgroeptype
en Relatieklasse
geldt hetzelfde patroon. Een Objecttype
of Gegevensgroep
kan normaal een Attribuutsoort
hebben met een datatype (de lijn links onder). Als een Objecttype
meerdere op zichzelf staande Attribuutsoorten
heeft en er sprake is van een Keuze
tussen een aantal van deze Attribuutsoorten
, dan is het Objecttype
gekoppeld met een Keuze
(de lijn links boven) en de Keuze
geeft twee of meer Attribuutsoorten
aan (met elk een eigen Datatype
).
Dit diagram is uitgewerkt voor Objecttype
. Voor Gegevensgroeptype
en Relatieklasse
geldt hetzelfde patroon. Een Objecttype
of Gegevensgroep
kan normaal een Attribuutsoort
hebben met een Datatype
(de lijn links). Als er sprake is van een Attribuutsoort
die op meerdere manieren ingevuld kan worden met een Keuze
hiertussen, dan is het Attribuutsoort
niet gekoppeld met een Datatype
, maar dan is het Attribuutsoort
gekoppeld met een Keuze
en de Keuze
geeft twee of meer Attribuutsoorten
aan (met elk een eigen Datatype
).
Als nadere invulling van één betekenisvolle Relatiesoort
. Dit diagram is uitgewerkt voor Objecttype
. Voor Gegevensgroeptype
geldt hetzelfde patroon, behalve dat een Gegevensgroeptype
geen doel mag zijn van een Relatiesoort
. Een Objecttype
of Gegevensgroep
kan normaal een Relatiesoort
hebben, die gekoppeld is aan een Objecttype
. Als er sprake is van een Relatiesoort
met een Keuze
, dan is het Relatiedoel
van de Relatiesoort
niet gekoppeld aan 1 Objecttype
, maar dan is het Objecttype
gekoppeld aan een Keuze
en deze Keuze
geeft 2 of meer Relatiedoelen
aan.
Uitwerking van de structuur en samenhang van relatierol, bron en doel.
MIM metaclass
:Relatierol
(abstract)MIM metaclass
:Relatierol bron
MIM metaclass
:Relatierol doel
In diagramvorm:
Diagram: Associatierollen zonder UML en metagegevensView 3c: Externe koppelingen. Deze bestaat uit de volgende modelelementen:
MIM metaclass
:Externe koppeling
View 3d: Groepering. Deze bestaat uit de volgende modelelementen:
MIM metaclass
:Informatiemodel
MIM metaclass
:Domein
MIM metaclass
:Extern
MIM metaclass
:View
De betekenis van deze modelelementen en de beschrijvingen ervan staan in Packages.
In diagramvorm:
Diagram: Packages zonder UMLIn deze paragraaf staan alle modelelementen gespecificeerd die gebruikt worden bij het maken van een informatiemodel. Bij elk modelelement is een definitie en een toelichting opgenomen.
Voordat het modelelement objecttype gedefinieerd wordt, en andere modelelementen,
wordt eerst beschreven wat objecten en gegevens zijn en hoe deze zich verhouden tot modelelementen.
Een objecttype is een groep van gelijksoortige objecten. Zo zijn Jan
en Katrien
allebei objecten die gelijksoortig zijn en beide getypeerd kunnen worden als persoon
. Het zijn allebei personen, oftewel het objecttype van beiden is Persoon
. In het informatiemodel nemen we Persoon
op met behulp van het modelelement Objecttype
.
Diagram: Kern
Om duidelijk(er) te maken wat wordt bedoeld kijken we eerst naar het begrip ‘object’.
ObjectEen ding, een tastbaar iets, in de werkelijkheid, zoals daarnaar gekeken wordt vanuit een bepaald domein. Een object is geen modelelement in een informatiemodel. Die worden aangeduid met het MIM-stereotype «Objecttype».Toelichting: Met in de werkelijkheid wordt bedoeld dat het om de daadwerkelijke onderwerpen van gesprek gaat, de verzameling van de concrete tastbare dingen waarover we het hebben. Bijvoorbeeld, de persoon Jan, Paleis 't Loo. Het wordt veelal als niet politiek correct beschouwd mensen als objecten te zien. In dit kader, de informatievoorziening, beschouwen we evenwel natuurlijke en niet-natuurlijke personen wel als objecten. ‘Tastbaar’ moet hierbij ruim geïnterpreteerd worden. Het gaat niet alleen om fysiek herkenbare objecten zoals auto’s, gebouwen en mensen, ook om zogenaamde virtuele objecten waarover binnen het domein door betrokkenen gecommuniceerd wordt zoals kadastrale percelen, (maatschappelijke) activiteiten en processen. Hoe een ‘tastbaar iets’ als een object beschouwd wordt, hangt af van het domein waarvoor dat ‘tastbaar iets’ relevant is. Zo wordt de gebouwde omgeving in het ene domein beschouwd als een verzameling gebouwen terwijl een ander domein daarin panden onderscheidt. Een object is voor een domein relevant als eigenschappen (kenmerken) daarvan van belang zijn voor het functioneren van dat domein.
Een object heeft kenmerken waarover gegevens bekend zijn.
GegevenDe betekenisvolle formulering van een waargenomen feit, waaraan een waarde kan worden toegekend. Een gegeven is geen modelelement in een informatiemodel.Toelichting: Voorbeelden van gegevens zijn de waardes "Jan"
en "1-1-1970"
betreffende de naam
en de geboortedatum
van een «Objecttype»
Persoon
. Een informatiemodel specificeert niet de gegevens zelf. Een gegeven zoals "1-1-1970"
noemen we een attribuut van Jan. In het informatiemodel wordt dit het «Attribuutsoort»
geboortedatum
of overlijdensdatum
van een «Objecttype»
Persoon
. Merk op dat een gegeven "1-1-1970"
zonder duidelijkheid over het soort gegeven c.q. het «Attribuutsoort»
geboortedatum
of overlijdensdatum
geen informatie biedt.
Gegevens zijn de objectief waarneembare neerslag of registratie van feiten op een bepaald medium, zodanig dat deze gegevens uitgewisseld en voor langere tijd bewaard kunnen worden. Dat kan op papier, in digitale vorm, et cetera. Met deze gegevens wordt een model (een selectief deel dus) van de werkelijkheid vastgelegd in de tijd. Ofschoon de werkelijkheid nooit stilstaat, kan deze door het vastleggen van de gegevens toch worden bevroren. Het waargenomen feit dat twee objecten een relatie hebben wordt ook gezien als een gegeven.
ObjecttypeDe typering van een groep objecten die binnen een domein relevant zijn en als gelijksoortig worden beschouwd.Toelichting: Jan, Piet en Marie zijn mensen die vanuit het Burgerzaken-domein beschouwd worden als objecten van het «Objecttype»
NatuurlijkPersoon
. In een ander domein, ‘de volksmond’, noemen we dit Mens
wat ook een «Objecttype»
is. In weer een ander domein is Jan van het «Objecttype»
Vergunninghouder
en Piet en Marie niet, omdat aan hen (nog) nooit een vergunning verleend is. Objecttypen zijn een abstractie van de werkelijkheid oftewel we beogen hiermee de werkelijkheid zo getrouw mogelijk te beschrijven, binnen de context van het domein. Dit staat geheel los van het vastleggen van gegevens over objecten van een type in een registratie. Daartoe is veelal een interpretatie nodig (van die werkelijkheid cq. die objecttypen) naar eenheden die in een registratie vastgelegd kunnen worden (records, entiteiten e.d.) op basis van andere overwegingen.
De objecten die in het beschouwde domein onderkend worden zijn zelf nooit abstract. Ze behoren altijd tot een concreet «Objecttype»
, en niet tot een abstract «Objecttype»
. Een abstract «Objecttype»
wordt wel gebruikt in de modellering, om generalisatie aan te duiden en de definitie. Zo kan bij het «Objecttype»
Pand
bijvoorbeeld aangegeven worden dat dit een 'Element in de fysieke leefomgeving' is, en dat deze laatste als een abstract «Objecttype»
gezien moet worden (in ons domein). Meer over abstracte objecttypen is beschreven in Abstracte Objecttypen en concrete objecten.
Een «Attribuutsoort»
is de metaklasse waarmee kenmerken van een «Objecttype»
worden vastgelegd. Het zijn de kenmerken waarvoor gegevens worden bijgehouden. Voordat we «Attribuutsoort»
definiëren kijken we eerst naar het begrip gegeven.
Toelichting: De gegevens "Jan"
en "Katrien"
worden als gelijksoortig gezien en worden daarom ondergebracht in «Attribuutsoort»
naam
. Je kan ook zeggen, het «Objecttype»
Persoon
heeft een Attribuutsoort naam
en deze is geschikt om gegevens in te plaatsen. Aan elk «Objecttype»
worden nul, één, of meer attribuutsoorten toegekend. In een informatiemodel wordt alleen een voor het domein relevant «Attribuutsoort»
opgenomen bij een «Objecttype»
. Attribuutsoorten worden ook wel kenmerken of eigenschappen genoemd. Dit zijn het ook, maar ook andere modelelementen vallen onder deze omschrijving. Zo is een «Relatiesoort»
ook een kenmerk of eigenschap.
Toelichting: Dit modelelement verzorgt de modelmatige aankoppeling van een «Gegevensgroeptype»
aan het «Objecttype»
waartoe een «Gegevensgroeptype»
onlosmakelijk behoort. De groep van gegevens is een kenmerk van een object. De «Gegevensgroep»
is een betekenisvol kenmerk van een «Objecttype»
. De «Gegevensgroep»
heeft altijd als type een «Gegevensgroeptype»
.
Toelichting: Een «Attribuutsoort»
van een «Gegevensgroeptype»
is semantisch
gezien een eigenschap van een «Objecttype»
. Echter, vanwege samenhangend gedrag (ze
horen semantisch bij elkaar, ze wijzigen bijvoorbeeld gelijktijdig e.d.) zijn
deze ondergebracht in een apart modelelement. Het onderbrengen van
attribuutsoorten in een groep c.q. in het modelelement gegevensgroeptype, is een
modelleerkeuze, het is niet perse noodzakelijk. Wanneer deze ondergebracht worden in een
gegevensgroeptype dan zijn/blijven het afzonderlijke kenmerken van het object en
dus attribuutsoorten van het objecttype, maar dan ondergebracht in een
gegevensgroeptype. De gegevensgroep als geheel wordt daarom expliciet niet
gezien als zijnde één attribuutsoort van een object.
Toelichting: bijvoorbeeld: in de BRK heeft een schip een motor en de motor en de motor heeft een aantal eigenschappen. De BRK beschouwt een persoon als eigenaar van een schip, er kunnen geen afzonderlijke eigenaren zijn van elk van de motoren van een schip. In de BRK kan het eigendom van een Motor dan ook niet worden overgedragen aan een ander persoon. Een motor wordt daarom gezien als een eigenschap van het object schip, en omdat de motor meerdere eigenschappen heeft, worden deze ondergebracht in een gegevensgroeptype. In een ander informatiemodel, zoals van een motorfabriek, zou de Motor wel een objecttype kunnen zijn, omdat het daar wel hét onderwerp van gesprek is.
Een gegevensgroeptype is meestal het type van slechts één gegevensgroep, omdat de semantiek meestal exclusief is voor één objecttype. Echter, hergebruik is mogelijk (als de semantiek niet exclusief is voor één objecttype). Voorwaarde voor hergebruik is dat de definitie (de definitie en toelichting, inclusief alle metadata aspecten) dan inderdaad gelijk zijn, voor alle objecttypes die hergebruik maken van het gegevensgroeptype.
Een gegevensgroeptype kan, naast attribuutsoorten en relatiesoorten, ook zelf weer gegevensgroeptypen bevatten.
Een gegevensgroeptype is verbonden met een objecttype, via het modelelement Gegevensgroep.
Verbanden met betekenis, die gelegd zijn tussen modelelementen van het type objecttype naar het type objecttype, of van een gegevensgroeptype naar een objecttype.
Diagram: Kern
GeneralisatieDe typering van het hiërarchische verband tussen een meer generiek en een meer specifiek modelelement van hetzelfde soort, waarbij het meer specifieke modelelement eigenschappen van het meer generieke modelelement overerft. Dit verband is alleen gedefinieerd voor objecttypen en datatypen.Toelichting:
Generalisatie tussen objecttypes:
Een generalisatierelatie geeft aan dat bepaalde eigenschappen van een objecttype (vaak attribuutsoorten en/of relatiesoorten) ook gelden voor de gerelateerde objecttypen, én dat deze qua semantiek, structuur en syntax gelijk zijn. We spreken dan van een supertype met subtypen. De modelelementen die generiek gelden worden in een generiek objecttype, het supertype, gemodelleerd en deze worden overerft door elk subtype (minimaal twee) die de «Generalisatie»
legt naar dit generieke «Objecttype»
.
Generalisatie tussen datatypen:
Het meer specifieke datatype brengt een verbijzondering aan in de vorm van een meer restrictieve definitie, of een meer restrictief patroon/formeel patroon. Het andere datatype is bijvoorbeeld een CharacterString
, Integer
, GM_Surface
ofDMO
en dient als basis voor een zelf te definiëren datatype (zie Datatype zelf definiëren), zoals een CharacterString
Postcode
, of een NietNegatiefGetal
.Deze generalisatie is van toepassing op de volgende datatypen: «Primitief datatype»
, «Gestructureerd datatype»
, «Referentielijst»
, «Codelijst»
,«Enumeratie»
.
Meervoudige overerving of multiple-inheritance:
Een subtype kan meerdere objecttypen als generalisatie hebben. In het diagram Kern is dit aangegeven door een «Objecttype»
als subtype naar 0..*
«Generalisaties»
te laten verwijzen. Dat impliceert dat een subtype 0..*
supertypen kan hebben.
Toelichting: Objecten hebben eigenschappen die gemodelleerd kunnen worden met attribuutsoorten maar ook met relatiesoorten naar andere objecttypen. Relatiesoort is de metaklasse waarmee deze eigenschappen worden beschreven. Als het voer het desbetreffende domein van belang is om die eigenschap te modelleren als onderdeel van een ander objecttype, dan maakt de relatiesoort die eigenschap beschikbaar voor het eerstgenoemde objecttype. Bijvoorbeeld, een attribuutsoort van het objecttype PERSOON zou kunnen zijn ‘Naam geregistreerd partner’ (naast de attribuutsoort ‘Naam’ van PERSOON). De naam van de geregistreerde partner komt evenwel ook beschikbaar met een relatiesoort van PERSOON naar PERSOON: “heeft geregistreerd partnerschap met”. Zie ook het eerder genoemde voorbeeld van SCHIP en MOTOR.
Wanneer een relatie gebruikt wordt om objecten aan elkaar te verbinden, zonder dat er eigenschappen over deze relatie worden vastgelegd, dan betreft dit de MIM-metaclass «Relatiesoort».
RelatieklasseEen relatiesoort met eigenschappen.Toelichting: De relatieklasse geeft aan dat er een relatie is tussen twee objecten, waarbij er gegevens over deze relatie vastgelegd moeten worden. De relatie wordt in dit geval behandeld als een object, met gegevens. De gegevens over de relatie bestaan alleen zolang de relatie tussen beide objecten bestaat en zolang elk van beide objecten zelf (nog) bestaan.
Opmerking: de gegevens van de relatie worden voor één relatie vastgelegd en niet voor meerdere relaties tegelijk. Als dit laatste het geval is, dan worden de gegevens vastgelegd in een «Objecttype». Een CONTRACT kan bijvoorbeeld ook een afspraak zijn tussen twee óf méér SUBJECTen, waarbij de gegevens van de relatie voor alle betrokken objecten hetzelfde zijn. CONTRACT wordt dan gemodelleerd als objecttype, waarbij beschreven wordt wat er moet gebeuren wanneer één van de SUBJECTen niet meer bestaat.
Externe koppelingEen associatie waarmee vanuit het perspectief van het eigen informatiemodel een objecttype uit het ‘eigen’ informatiemodel gekoppeld wordt aan een objecttype van een extern informatiemodel. De relatie zelf hoort bij het ‘eigen’ objecttype.Toelichting:
Hiermee wordt aangegeven dat er een relatie ligt naar een informatiemodel van een ander domein.
Dit kan rechtstreeks zijn, maar het is ook mogelijk om het objecttype van een ander domein
over te nemen naar het eigen domein, en specifiek te maken voor hoe je deze informatie ziet
vanuit je eigen domein (dit laatste noemen we ook wel een View.
Zie Koppelen met een ander informatiemodel.
RelatierolDe benaming van de manier waarop een object deelneemt aan een relatie met een ander object.Toelichting: Met relatie wordt in deze de volgende bedoeld: «Relatiesoort»
,
«Relatieklasse»
of «Externe koppeling»
. Voor «Generalisatie»
speelt het
niet. Een relatie heeft een bronkant, die de eigenaar is van de relatie, en
is gericht naar de doelkant. De relatierol kan aan beide kanten een Naam
en
een Definitie
krijgen.
Een datatype waarvan de mogelijke waarden zijn opgesomd in een lijst. De waarde van een attribuutsoort moet één van de waarden zijn uit de gespecificeerde waardelijst.
ReferentielijstDe representatie van een lijst met een opsomming van de mogelijke domeinwaarden van een attribuutsoort, die buiten het model in een externe waardelijst worden beheerd. De domeinwaarden in de lijst kunnen in de loop van de tijd aangepast, uitgebreid, of verwijderd worden, zonder dat het informatiemodel aangepast wordt (in tegenstelling tot bij een enumeratie). De representatie bevat een aantal kenmerken, die overgenomen zijn van de specificatie van de externe waardelijst.Toelichting: De referentielijst bevat representaties van objecten, die in het informatiemodel niet als een objecttype onderwerp van gesprek zijn. De referentielijst wordt gebruikt als type van een attribuut van een object.
Het objecttype LAND uit het voorbeeld is opgenomen in een referentielijst en niet als objecttype. Maar we willen wel de structuur en betekenis van LAND vastleggen, zodat we er naar kunnen refereren. Een object dat is opgenomen in een referentielijst heeft daarom veelal meerdere attributen, zoals de naam, de ontstaansdatum, een omschrijving en de ISO code, die zijn opgenomen in de referentielijst.
Alle attributen van gerefereerde objecten uit de referentielijst gelden in de
context van het informatiemodel, mits opgenomen in de «Referentielijst»
. In de
registratie wordt vaak alleen de referentie ernaartoe opgenomen, omdat het niet
de bedoeling is om alle gegevens over te nemen. De gegevens staan immers al in
de referentielijst en er is bewust gekozen om een referentielijst te modelleren.
Het attribuut van een objecttype dat als type een referentielijst heeft bevat in
de registratie daarom (vaak) alleen een referentie naar een object uit de lijst.
Toelichting: Een referentie-element kan uniek zijn, zoals een code, en is dan op zichzelf geschikt om gebruikt te worden als referentie (zoals bedoeld in de definitie van Referentielijst). Bij het referentie-element kan een definitie en toelichting worden opgenomen, die aangeven hoe de externe waardelijst in het eigen informatiemodel gebruikt wordt.
EnumeratieEen datatype waarvan de mogelijke waarden limitatief zijn opgesomd in een statische lijst.Toelichting: In de registratie krijgt een attribuut één van deze waarden. De lijst is een statische lijst met constanten (meerdere attributen, zoals bij een referentielijst, zijn nooit aan de orde).
EnumeratiewaardeEen gedefinieerde waarde, in de vorm van een eenmalig vastgesteld constant gegeven.Toelichting:
De waarde van de data zelf. Bijvoorbeeld: Plein, Brug, Spoor, M (man).
Alleen deze waarde mag gebruiken worden.
Toelichting: Zowel referentielijsten als codelijsten zijn in feite waardelijsten. In tegenstelling echter tot de referentielijst wordt een codelijst niet in het informatiemodel beschreven, omdat de definitie en semantiek geheel in de externe waardelijst staat en niet (nader) geduid hoeft te worden in het informatiemodel zelf. Een codelijst heeft in het informatiemodel daarom geen attributen (en zou voor de definitie alleen hoeven te refereren naar de definitie bij de extern gepubliceerde waardelijst, maar voor het gemak is de definitie wel opgenomen als metagegeven in dit metamodel). De extern gepubliceerde waardelijst bevat, naast gewone attributen, ook altijd één specifiek attribuut, met daarin de domeinwaarden die gebruikt mogen/moeten worden in de registratie. In het gebruik is een Codelijst daarom analoog aan een Enumeratie. Welk specifiek attribuut dit is en wat de betekenis daarvan is staat in de codelijst zelf gedefinieerd.
DatatypeEen beschrijving van de structuur waaraan een waarde, oftewel de data zelf, aan moet voldoen.Toelichting: Zie ook Objecttypen en attribuutsoorten. Bij elke «Attribuutsoort» wordt gespecificeerd aan welk datatype de data c.q. de waarde die hiervoor vastgelegd wordt moet voldoen. Het datatype wordt gebruikt als type van een attribuutsoort. Datatypen zijn veelal op vele plekken (her)bruikbaar en kunnen daarom gespecificeerd worden bij diverse «Attribuutsoort»-en.
Diagram: Datatypen
Primitief datatypeEen datatype met een eenvoudige basisstructuur, oftewel enkelvoudig en zonder gelaagdheid.Toelichting: Een primitief datatype is een datatype zonder verdere specificatie over de structuur. Dit datatype is enkelvoudig, oftewel niet samengesteld en wordt ook wel simpel datatype genoemd. Dit datatype kent daarom zelf geen eigen modelelementen zoals een «Data element». Ook is er geen sprake van een gelaagdheid, ook wel nesting genoemd. Een primitief datatype kan wel een patroon of formeel patroon hebben, die een nadere restrictie legt.
Een primitief datatype kan een standaard datatype zijn, zoals CharacterString, Integer enz. Het metamodel volgt hierbij de definities zoals beschreven in de ISO standaarden (zie §3.1).
- Deze datatypen hebben altijd al een naam en definitie gekregen vanuit deze standaarden en deze worden gebruikt.
- Deze datatypen hebben geen MIM metaclass.
Een primitief datatype kan ook in het eigen informatiemodel zelf gedefinieerd zijn, zoals bijvoorbeeld een primitief datatype AN: een alfanumerieke CharacterString conform de MES-1 specificatie (oftewel zonder bijzondere karakters zoals een smiley en zonder bijzondere tekens uit niet Europese talen).
- Dit is een zelf gedefinieerde variant die als basis een van de voorgaande standaard datatypen heeft, zoals CharacterString. Dit standaard datatype moet eenduidig aangegeven worden (zie generalisatie bij datatypen, of door in een extensie aan te geven wat de default is, bv. CharacterString).
- Hierbij hoort de MIM metaclass gespecificeerd te worden:
primitief datatype
.
Een informatiemodel definieert zelf datatypen als er behoefte is aan een datatype dat eenmalig gedefinieerd wordt en op meerdere plekken in het model gebruikt moet kunnen worden met altijd exact dezelfde structuur en waardenbereik (zie ook ‘patroon’ in Domeinwaarden of lijsten). Dit datatype, met een eigen naam, wordt vervolgens gebruikt als type van een attribuutsoort.
NB: Wanneer het datatype Postcode landelijk zodanig beschikbaar is gemaakt zodat hier gebruik van gemaakt kan worden in het model, middels een verwijzing, dan hoeft Postcode niet meer in het eigen model opgenomen te worden.
Gestructureerd datatypeSpecifiek benoemd datatype dat de structuur van een gegeven beschrijft, samengesteld uit minimaal twee elementen die in samenhang betekenisvol zijn.Toelichting:
De waarde van het attribuutsoort verkoopprijs met gestructureerd datatype bedrag is uitgedrukt in een combinatie van een som en valuta zoals 35 euro. De introductie van één datatype Bedrag, uitgedrukt in som en valuta, legt dus vast dat som en valuta onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.
De eigenschappen in het Gestructureerd datatype tezamen zijn identificerend (een Gestructureerd datatype “identificeert zichzelf”, zoals er maar per definitie één “1 liter” bestaat, één 35 euro en één datum 6 april 2017, met per definitie altijd dezelfde betekenis:
-
Een blik olie heeft een inhoud van
7 liter
, kost35 euro
, en is verkocht op6 april 2017
. -
Piet heeft
1 liter
bloed gedoneerd, daarvoor35 euro
vergoeding gekregen, op6 april 2017
.
Het identificerend zijn geldt bijvoorbeeld niet voor Jan Jansen. Er zijn meerdere personen met deze naam en dat zijn verschillende personen (Jan Jansen is dan ook een gegevensgroeptype Naam met voornaam Jan en achternaam Jansen en geen Gestructureerd datatype).
Data-elementEen onderdeel/element van een Gestructureerd datatype die als type een datatype heeft.Toelichting: Het data-element is een eigenschap van een Gestructureerd datatype en beschrijft de structuur van een gegeven. Het is niet een eigenschap van een object en niet hetzelfde als een attribuutsoort. Het data-element beschrijft in combinatie met andere data-elementen de structuur van een gegeven en heeft zelf een datatype. Dit datatype is meestal een primitief datatype.
PackageEen benoemde en begrensde verzameling/groepering van modelelementen.Er zijn verschillende modelelementen van het type package:
- Informatiemodel
- Domein
- Extern
- View
In een informatiemodel package mogen alleen domein of view packages opgenomen worden. Beide kunnen meertallig voorkomen en de volgorde is hierbij niet van belang. Een extern package bevindt zich buiten het package informatiemodel.
In een domein, view of extern package mogen de volgende MIM-elementen worden opgenomen:
- Objecttype
- Gegevensgroeptype
- Datatype (alle varianten)
- Relatieklasse
- Keuze
De volgorde is hierbij niet van belang.
De verschillende package-typen worden hier beneden uitgelegd.
InformatiemodelDe groepering van alle modelelementen waaruit het informatiemodel is opgebouwd. Het informatiemodel als geheel.Toelichting: Het informatiemodel is een package, te weten het hoofdpackage van het informatiemodel, waar alle subpackages die een informatiemodel beschrijven onder vallen, zoals Domein en View en extern. Het informatiemodel wordt verder beschreven met metadata, zoals de aanduiding van het domein wat in het informatiemodel is gemodelleerd. Het is gangbaar om de naam van het informatiemodel te beginnen met IM, maar dit is niet verplicht.
Voorbeeld: IMKAD, of IMBAGLV. Elk van deze is een naam van een informatiemodel.Een informatiemodel kan onderverdeeld worden in meerdere packages, waarbij aangegeven wordt dat deze de modellering van de informatie van het domein bevatten.
DomeinEen groepering van constructies die een semantisch samenhangend gedeelte van een informatiemodel beschrijven.Toelichting: Een domein package bevat de modelelementen waaruit een informatiemodel is samengesteld, zoals het objecttype Persoon en het objecttype Nummeraanduiding en de relatiesoort woonadres. Een informatiemodel is het hoofdpackage, en kent een aantal domein packages als subpackage. Er zijn meerdere soorten packages. Om onderscheid te maken tussen packages waarin het domein gemodelleerd is, en andere packages, heeft dit modelelement de naam Domein gekregen. Je zou ook kunnen zeggen, het informatiemodel bestaat uit de volgende subdomeinen.
Voorbeeld: Recht, of Stukken. De BRK houdt deze domeininformatie in aparte packages apart bij, voor het overzicht, en om de packages afzonderlijke te kunnen aanpassen, zonder impact op de andere packages. ExternEen groepering van constructies die een externe instantie beheert en beschikbaar stelt aan een informatiemodel en die in het informatiemodel ongewijzigd gebruikt worden. Voorbeeld: het Externe package NEN3610 met datatype NEN3610ID. Het datatype van attribuutsoort Identificatie wegdeel in RSGB verwijst naar het datatype NEN3610ID zoals opgenomen in het Externe package. ViewEen groepering van objecttypen die gespecificeerd zijn in een extern informatiemodel en vanuit het perspectief van het eigen informatiemodel inzicht geeft welke gegevens van deze objecttypen relevant zijn binnen het eigen informatiemodel. IMKAD-BRP. Een aantal van de gegevens uit de basisregistratie personen (BRP) zijn relevant voor de basisregistratie Kadaster. Deze relevante subset is door de beheerder van IMKAD ondergebracht in de view IMKAD-BRP. Vanuit modelleringsperspectief wordt dit gezien als een view.Diagram: Overige
ConstraintEen conditie of een beperking, die over een of meerdere modelelementen uit het informatiemodel geldt.Toelichting: Een constraint kan vastgelegd worden bij alle modelelementen. Echter, meestal komt een constraint voor bij een objecttype, om te aan te geven dat de constraint geldt voor 2 (of meer) eigenschappen van een objecttype, of om een bijzondere specificatie toe te voegen die niet via de bestaande modelelementen gelegd kan worden zoals een 11-proef. Een constraint wordt altijd in gewone tekst omschreven en kan optioneel als formele specificatie worden aangegeven.
KeuzeEen opsomming van meerdere modelelementen, waarbij er maar van één tegelijkertijd sprake kan zijn.Toelichting: Er kan altijd maar één van de mogelijkheden gekozen worden. De Keuze
is voor een aantal use cases een alternatieve manier voor het modelleren van een constraint.
Een Keuze
maakt het mogelijk een opsomming te geven van meerdere mogelijkheden, waarbij in een concreet geval altijd precies één van deze mogelijkheden wordt gebruikt. Er zijn verschillende plekken waar dit gebruikt kan worden.
Een belangrijk voordeel van het gebruik van de Keuze ten opzichte van een constraint is dat de kardinaliteiten zuiver gehouden kunnen worden. Bij het gebruik van een constraint zie je vaak dat de kardinaliteit van bijvoorbeeld twee kenmerken optioneel gemaakt is en om vervolgens via de constraint toch weer verplicht gemaakt te worden, voor precies één van de mogelijkheden.
Dit document beschrijft een aantal use cases waarin het modelleren met een Keuze van toegevoegde waarde is. Zonder een dergelijke modelconstructie zou het nodig moeten zijn om met een expliciete constraint de keuze aan te geven.
Bij de use cases gaat het over meerdere kenmerken, waartussen een keuze gemaakt moet worden omdat er van precies 1 sprake is/mag zijn. Dit is in MIM een keuze tussen twee (of meer) modelelementen. In de verzamelingenleer noemen we dit een XOR situatie. Hierbij is het vooral van belang dat er als gevolg van de modellering van een keuze in plaats van constraint er geen nieuwe kenmerken mogen ontstaan en ook geen kenmerken mogen wegvallen. De kenmerken van het object blijven gelijk.
Use case 1: een keuze tussen datatypen
Een objecttype heeft een attribuutsoort en het datatype hiervan is ofwel datatype D1 ofwel datatype D2. In MIM modelleren we daarom 1 attribuutsoort met als datatype een keuze tussen het datatype D1 en het datatype D2. Het maken van deze keuze is verplicht.
In dit voorbeeld vormt LineOrPolygon
de Keuze
als geheel. De datatypen zelf zijn de keuzemogelijkheden, maar blijven in de modellering van de metaclass Datatype
en behoren in deze zin niet tot de modellering van de metaclass Keuze
.
Bij een modellering zonder Keuze
zou je te maken krijgen met een Attribuutsoort
per Datatype
, maar met een verschillende naam, hoewel ze betrekking hebben op hetzelfde kenmerk. Ook zou de kardinialiteit niet kloppen: die zou dan 0..1
moeten worden, maar dat doet geen recht aan het feit dat er één verplicht aanwezig moet zijn, en er ook geen twee naast elkaar mogen zijn. De werkelijke kardinaliteit is 1..1
.
Use case 2: een keuze tussen 2 of meer attribuutsoorten
Er is sprake van ofwel attribuutsoort A1 ofwel attribuutsoort A2. In MIM modelleren we daarom een keuze tussen de 2 attribuutsoorten A1 en A2. Het maken van deze keuze is verplicht.
We modelleren daarom een Keuze 'BetalingskenmerkOfOmschrijving' met daarin een Attribuutsoort betalingskenmerk en een Attribuutsoort omschrijving.
Het is bij deze use case niet de bedoeling om een derde attribuutsoort, zoals BetalingskenmerkOfOmschrijving, te introduceren als attribuutsoort van het objecttype. De aanhaking van de Keuze 'BetalingskenmerkOfOmschrijving' is daarom aan het objecttype.
In dit voorbeeld vormt BetalingskenmerkOfOmschrijving en de aanhaking ervan op het objecttype de Keuze als geheel. De attribuutsoorten zelf zijn de keuze mogelijkheden, maar blijven in de modellering van de metaclass attribuutsoort en behoren in deze zin niet tot de modellering van de metaclass keuze.
Zonder de mogelijkheid van keuze zouden beide attribuutsoorten opgenomen zijn bij het objecttype als optionele velden, met een constraint dat een van beide gevuld moet zijn. Nadeel hiervan is dat de kardinaliteit dan niet erg duidelijk gemodelleerd is: die zou dan voor beide attribuutsoorten [0..1] moeten worden, maar dat doet geen recht aan het feit dat er één verplicht aanwezig moet zijn, en er ook geen twee naast elkaar mogen zijn. De werkelijke kardinaliteit voor een gekozen attribuutsoort is [1..1]. Met een constraint is dit te specificeren en derhalve ook op zich wel correct te modelleren, maar met een modellering van een keuze is dit veel duidelijker.
Use case 3: een keuze tussen meerdere manieren om invulling te geven aan 1 betekenisvol attribuutsoort van een objecttype
Er is sprake van ofwel attribuutsoort A0 en aanvullend hierbij een keuze tussen ofwel attribuutsoort A1 ofwel attribuutsoort A2. In MIM modelleren we daarom voor A1 en A2 een keuze tussen de 2 attribuutsoorten. Het maken van deze keuze is verplicht.
We modelleren daarom een Keuze 'BetalingskenmerkOfOmschrijving' met daarin een Attribuutsoort betalingskenmerk en een Attribuutsoort omschrijving. Het is bij deze use case niet de bedoeling om het attribuutsoort beschrijving kwijt te raken in de modellering. De aanhaking van de Keuze 'BetalingskenmerkOfOmschrijving' is daarom aan het attribuutsoort. De aanhaking aan het attribuutsoort beschrijving gebeurt door aan te geven dat BetalingskenmerkOfOmschrijving het type is van beschrijving.
In dit voorbeeld vormt BetalingskenmerkOfOmschrijving de Keuze als geheel. De attribuutsoorten zelf zijn de keuze mogelijkheden, maar blijven in de modellering van de metaclass attribuutsoort en behoren in deze zin niet tot de modellering van de metaclass keuze.
Opmerking: use case 2 en 3 zijn voor een groot deel overeenkomstig. De overeenkomst is dat de keuze tussen de twee attribuutsoorten betalingskenmerk en omschrijving hetzelfde gemodelleerd wordt, als een keuze, met bijvoorbeeld de naam BetalingskemerkOfOmschrijving. Het verschil zit in de aanhaking.
Use case 4: een keuze tussen relatiedoelen, als nadere invulling van een betekenisvolle relatiesoort van een objecttype
Er is sprake van een relatiesoort R0 en aanvullend hierbij een keuze tussen relatiedoel D1 of relatiedoel D2. In MIM modelleren we daarom een keuze tussen de 2 relatiedoelen D1 en D2. Het maken van deze keuze is verplicht.
Het is bij deze use case niet de bedoeling om twee nieuwe relatiesoorten, eigenaar_persoon en eigenaar_bedrijf, te introduceren en al zeker niet om de relatiesoort eigenaar kwijt te raken. We modelleren daarom 1 relatiesoort met de naam eigenaar en een Keuze tussen relatiedoelen.
Diagram: Voorbeeld van keuze tussen relatiedoelenDiagram: Voorbeeld van keuze tussen relatiedoelen uitgewerkt in een UML diagram.
In het voorbeeld vormen EigenaarKeuze en de twee relatiedoelen tezamen de keuze als geheel. De relatiedoelen zelf zijn de keuze mogelijkheden. De modellering van de relatiesoort eigenaar blijft hetzelfde en behoort niet tot de modellering van de metaclass keuze.
Bij de modelelementen in een informatiemodel kunnen metagegevens, zoals 'naam' van het modelelement, of 'datum opname' van het modelelement, worden bijgehouden. Dit zijn geen eigenschappen van een object en worden daarom niet als bijvoorbeeld een attribuutsoort van een objecttype gemodelleerd. In de volgende paragrafen worden de metagegevens in tekst beschreven. Bij elk metagegeven is de definitie opgenomen, een toelichting en de toepassing ervan bij modelelementen. In bijlage 6.1.2 is de koppeling tussen metagegevens en de modelelementen beschreven door middel van UML diagrammen. Er is daarin ook opgenomen of ze verplicht of optioneel zijn. In paragraaf 2.9 is het waardebereik en defaultwaarden voor een aantal metagegevens opgenomen.
We onderkennen een aantal specifieke metagegevens op het niveau van het informatiemodel zelf. Deze staan beschreven in deze paragaaf.
InformatiedomeinAanduiding van het functionele domein waartoe het informatiemodel behoort.Toelichting Bijvoorbeeld: BRK. Wanneer bepaalde definities of identificaties van het informatiemodel in de wereld niet uniek zijn, omdat een ander informatiemodel dezelfde naam hanteert voor een modelelement, of eenzelfde structuur voor een identificerende eigenschap, dan is het mogelijk om deze uniek te maken met behulp van deze aanduiding.
Toepassing: informatiemodel (verplicht)
Informatiemodel typeDe beschrijving van de aard van het informatiemodel, hoe het geïnterpreteerd moet worden.Toelichting Dit kan zijn: "conceptueel" of "logisch". Zoals bedoeld in: Typen Informatiemodellen. Er moet een keuze gemaakt worden.
Dit kan bijvoorbeeld uitgebreid worden met: "technisch" wanneer er behoefte is om niveau 4 aan te geven.
Toepassing: informatiemodel (verplicht)
RelatiemodelleringstypeAanduiding van een in MIM gedefinieerd alternatief voor een modelleringswijze, en welke keuze hierbij is gemaakt.Toelichting Dit kan zijn "Relatiesoort leidend" of "Relatierol leidend". Dit betreft de keuze die je maakt voor het in paragraaf Alternatieven gekozen alternatief. Er moet een keuze gemaakt worden. Deze keuze geldt primair voor de modelelementen relatiesoort en relatiedoel zoals bedoeld in 3.2.2. maar geldt in het verlengde hiervan voor het modelelement externe koppeling.
Toepassing: informatiemodel (verplicht)
MIM-versieDe versie van de MIM-specificatie die gebruikt is om het informatiemodel in uit te drukken.Toelichting Neem hiervoor een door MIM in gebruik zijnde MIM-versie. Kies bij voorkeur een zo recent mogelijke versie.
Bijvoorbeeld: 1.0.1
of 1.1
of 1.1.1
Toepassing: informatiemodel (verplicht)
MIM-extensieDe aanduiding van een extensie op MIM.Toelichting Dit metagegeven is optioneel en alleen van toepassing als er sprake is van een extensie zoals bedoeld ineen eigen extensie maken. Neem hiervoor een in gebruik zijnde extensie. Bijvoorbeeld: Kadaster of NEN3610:2022.
Toepassing: informatiemodel (optioneel)
MIM-taalDe aanduiding van de taal die gebruikt is voor de modelelementen.Toelichting Bijvoorbeeld: NL
, EN
Toepassing: informatiemodel (optioneel)
Informatiemodellen staan vaak niet op zichzelf. Ze kunnen elementen bevatten die refereren aan externe standaarden, waarin deze elementen een eigen identificatie hebben. Ook moeten de gemodelleerde elementen herbruikbaar zijn in andere modellen. Daarom is het nodig om de modelelementen uniek te kunnen identificeren. Wanneer een MIM-model uitgedrukt wordt in een Linked Data-model is het zelfs noodzakelijk om de modelelementen identificeren met een [[URI]]. De metagegevens Basis-URI
, URI
en is gedefinieerd in
maken het mogelijk om de modelelementen in een Linked Data-model te identificeren.
Toelichting Een uniform resource identifier (URI) is een compacte reeks tekens die een abstracte of fysieke resource identificeert. Een Basis-URI
is het gemeenschappelijke deel van deze reeks tekens die voor alle elementen in het informatiemodel geldig is. De Basis-URI
bevat altijd een scheme
, dit kan bijvoorbeeld http://
of urn
zijn. En voldoet aan een gekozen URI-strategie. Wanneer er geen basis-URI is gespecificeerd wordt deze over genomen van de eerst bovenliggende package met een basis-URI.
Een informatiemodel moet echter ook gebruikt kunnen worden zonder dat er vastgestelde (http-)uri's beschikbaar zijn (bijvoorbeeld tijdens de ontwikkelfase). In dit geval kan een [[URN]] op basis van de package alias en de naam van het modelelement bepaald worden. Wanneer er geen basis-URI is gespecificeerd wordt deze overgenomen van de eerst bovenliggende package met een basis-URI. Wanneer deze er niet is, wordt er een default waarde bepaald conform het patroon urn:modelelement: + {informatiemodel.naam}: + {package.naam}:
. De defaultwaarde voor de Basis-URI
van een informatiemodel is dan urn:modelelement:
+ informatiemodel.naam
, bijvoorbeeld "urn:modelelement:imbaglv"
. Iedere onderliggende package krijgt ook een default Basis-URI die gelijk is aan de basis-URI van het informatiemodel gevolgd door package.naam
, bijvoorbeeld "urn:modelelement:imbaglv:objecten
. Dit is noodzakelijk omdat niet alle namen binnen een informatiemodel per definitie uniek zijn (denk aan een objecttype "Locatie" in een domein "Locatie"). De URI
van een attribuutsoort "huisnummer" bij een "nummeraanduiding" in domein "objecten" uit het IMBAGLV model wordt dan "urn:modelelement:imbaglv:objecten:nummeraanduiding.huisnummer"
.
Toepassing: informatiemodel (verplicht), domein, view, extern
Toelichting De URI kan bijvoorbeeld op de volgende twee manieren voorkomen, als urn-URI: <urn:modelelement:imbaglv:objecten:Pand
of als http-URI: <http://.../def#Pand>
. De URI
kan bepaald worden aan de hand van de Naam
van het modelelement en de Basis-URI
van de package waarin het modelelement zich bevindt (op logisch niveau conform de naamgevingsconventies). Dit vormt de default waarde. In de meeste gevallen zal een modelleur dit metagegeven niet expliciet invullen maar uitgaan van de defaultwaarde.
In sommige gevallen kan de URI
van een modelelement niet bepaald worden aan de hand van de Basis-URI
van de bijbehorende package en de Naam
van een modelelement. Bijvoorbeeld als gevolg van de gekozen URI-strategie of wanneer een Attribuutsoort
uit een ander informatiemodel hergebruikt wordt (e.g. nen3610-2022:identificatie
). In dit geval zal de modelleur het metagegeven URI
wel invullen.
Toepassing: alle modelelementen
is gedefinieerd inDe package waarin het modelelement gedefinieerd is.Toelichting De definiërende package is meestal de package die het modelelement bevat. De waarde voor dit metagegeven kan, wanneer dit het geval is, afgeleid worden. In afwijkende situaties moet de URI
van de betreffende package ingevuld worden. Een package van het type View
definieert nooit de modelelementen die het bevat, dit is altijd een ander package van het type Domein
. Het verschil met het metagegeven Herkomst
is dat Is gedefinieerd in
een directe verwijzing is naar een informatiemodel of een package daarbinnen door middel van een URI
.
Toepassing: alle modelelementen
We onderkennen een aantal specifieke metagegevens op het niveau van de modelelementen waarmee een informatiemodel wordt samengesteld. Deze staan beschreven in deze paragaaf.
Zo is er de Naam
van het modelelement, bijvoorbeeld het objecttype met als Naam
"Pand"
en een bijbehorende Definitie
, of de Datum opname
van het modelelement in het informatiemodel, bijvoorbeeld 1-1-2012
. Welke metagegevens verplicht zijn per modelelement en welke niet staat beschreven in het diagram in Metagegevens per modelelement. Dit diagram is een onderdeel van de specificatie.
Elk modelelement kent een eigen set van metagegevens, die bepaalde aspecten van het modelelement specificeren. Metagegevens kunnen dus verplicht zijn en kunnen optioneel zijn. Zo is een definitie altijd verplicht voor elk modelelement die de betekenis van gegevens omschrijft, zoals een attribuutsoort of relatiesoort, maar ook voor het objecttype die de context hiervan is. Bij de meeste datatypen is de definitie daarentegen optioneel, deze worden alleen ingevuld indien nodig.
Merk op dat een aantal van deze metagegevens al meegenomen worden in een specificatietaal. Bijvoorbeeld het objecttype met de naam Pand wordt in UML gemodelleerd als Named element
met als Name
Pand
(in UML 1.4 heette dit nog UML-Class
, met een property Name
). Een aantal andere metagegevens, zoals de eerder genoemde Datum opname
met waarde "1-1-2012"
. worden als aparte data vastgelegd, in UML gebeurt dit in een Tagged value
. In Linked data gebeurt dit met een owl:DatatypeProperty
.
Merk op, de metadata aspecten zijn specifiek voor elk modelelement apart. Dus als er in H2.2 sprake is van een generalisatie, dan worden deze metadata niet overerft (en de ingevulde waardes worden uiteraard zeker niet overerft). De MIM metaclass Referentielijst erft dus geen metagegevens, zoals patroon, van MIM metaclass Datatype.
Voor de eenduidigheid zijn een aantal metagegevens verplicht gemaakt om te voorkomen dat het onduidelijk is wat een niet ingevulde waarde betekent. De betekenis hoort te zijn: 'niet aan de orde', wat zo is bij optionele gegevens. Wat iets anders is dan: 'nog niet ingevuld', 'zie default waarde', of 'onbekend'.
Hieronder volgen eerst de algemene metagegevens. Dit zijn metagegevens zoals Naam
, Definitie
en Populatie
met een definitie en een toelichting. In de paragrafen hierna wordt vervolgens naar deze paragraaf verwezen. Specifieke metagegevens die maar één keer voorkomen zijn bij het modelelement zelf beschreven en zijn niet opgenomen in deze algemene lijst.
Toelichting
Bijvoorbeeld: "Pand"
is de naam van het modelelement Objecttype
, "bouwjaar"
is de naam van het modelelement Attribuutsoort
. De modelelementen zijn limitatief opgesomd in het hoofdstuk Betekenis modelelementen (en eventueel zijn in een uitbreiding extra modelelementen limitatief opgesomd).
Toepassing: alle modelelementen.
AliasDe weergave van de naam van een modelelement in natuurlijke taal (niet technisch).Toelichting
Als de naam van iets wat in het informatiemodel gemodelleerd wordt spaties, diakrieten of verbindingstreepjes bevat, zoals een Objecttype
"Onroerende zaak"
of een Attribuutsoort
"geïnspireerd op"
, dan kan er gekozen worden om deze naam in het informatiemodel zo op te schrijven dat hier in de techniek makkelijker mee te werken is. Denk aan: "geinspireerd op"
(geen diakrieten) of "OnroerendeZaak"
(notitewijze: camelcase). Wanneer de originele schrijfwijze in natuurlijke taal van belang is kan deze worden opgenomen in het metagegeven Alias
. Het is niet de bedoeling om (andersom) in de Alias
de technische makkelijkere naam op te nemen.
De Alias
wordt ook gebruikt voor een alternatieve weergave van een Enumeratiewaarde
. De ‘naam’ betreft hier een daadwerkelijk waarde, zoals "Nederlands"
, waarin de naam gelijk staat aan de waarde en dit moet zo blijven, maar als er sprake is van een voor documentatiedoeleinde bedoelde codering van deze Enumeratiewaarde
dan kan deze code in de Alias
worden opgenomen.
Toepassing: Objecttype, Attribuutsoort, Gegevensgroep, Relatiesoort, Relatierol, Relatieklasse, Externe Koppeling, Keuze, Enumeratie, Primitief datatype, Gestructureerd datatype, Data-element en expliciet niet voor Packages, Enumeratiewaarde, en Constraint.
Opmerking: een uitzondering is gemaakt voor UML-modellen voor de UML-EnumerationLiteral. De ‘naam’ betreft hier een daadwerkelijk waarde, waarin de naam gelijk staat aan de waarde. Het is daarom expliciet ongewenst om hiervoor een Alias te gebruiken. De Alias
wordt hier, mede daarom, gebruikt voor (alleen) de modellering van het metadata aspect Code die aanvullend is op naam (niet een alternatief van naam).
Toelichting
Hiermee wordt aangegeven hoe een informatiemodel element zich verhoudt tot de begrippen uit het begrippenkader, zoals genoemd in paragraaf Typen Informatiemodellen. Dit is niet een 1 op 1 relatie. Voor meer informatie hierover, zie hoofdstuk Afspraken & Regels.
Bijvoorbeeld: Perceel of http://brk.basisregistraties.overheid.nl/id/begrip/Perceel
Toepassing: alle modelelementen met een naam, met uitzondering van packages en constraint.
HerkomstDe registratie of het informatiemodel waaraan het modelelement ontleend is dan wel de eigen organisatie indien het door de eigen organisatie toegevoegd is.Toelichting
Bijvoorbeeld: de herkomst van het kenmerk begrenzing van een Perceel heeft als
waarde: BRK
. BRK staat dan bijvoorbeeld in de bijbehorende documentatie
uitgelegd als: de basisregistratie Kadaster.
Er wordt expliciet niet bedoeld van welke informatievoorziening of registratie de data is overgenomen. Het gaat er bij dit metagegeven expliciet om uit welk domein of bron het modelelement zijn herkomst vindt. Voor basisregistraties is de herkomst altijd het eigen informatiemodel. Dit metagegeven is vooral van belang als het modelelement is overgenomen uit een ander informatiemodel.
Bijvoorbeeld: de herkomst van het kenmerk woonadres, wat bijvoorbeeld een «Relatiesoort» is van een Persoon in de basisregistratie Personen naar een Nummeraanduiding in de basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), heeft als herkomst: ‘BRP’ (de basisregistratie Kadaster). Dit kenmerk woonadres wordt bijgehouden in de BRP en de bron kant van de relatie zit in de BRP. De Nummeraanduiding zelf heeft in de BAG veelal als herkomst: BAG. Mochten echter de adresgegevens niet (direct of indirect) uit de BAG komen, maar bijvoorbeeld via een eigen inwinningsproces in een eigen registratie worden bijgehouden, dan de herkomst niet de BAG.
Deze definitie omvat ook de definitie van herkomst van de stelselcatalogus (De registratie in wiens catalogus het objecttype is gespecificeerd (oftewel de registratie waar het objecttype deel van uitmaakt). Deze specificatie is toegevoegd omdat het wel duidelijk moet zijn in welke (basis)registratie of informatiemodel het objecttype).
Toepassing: alle modelelementen.
DefinitieDe beschrijving van de betekenis van dit modelelement.Toelichting
Bijvoorbeeld: Een Pand is de kleinste, bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.De definitie volgt, indien aanwezig, de catalogus van de desbetreffende (basis)registratie of informatiemodel, mits deze het modelelement definieert vanuit een informatie en informatiemodel perspectief (er zijn ook andere definities mogelijk vanuit andere perspectieven, zoals vanuit een juridisch perspectief, of vanuit het perspectief van een model van begrippen, zoals genoemd in de paragraaf Typen informatiemodellen. Dergelijke definities kunnen hetzelfde zijn, of op het moment hetzelfde, of verschillend, of aanvullend op elkaar. Het is aan de beheerder van het informatiemodel om hier zorgvuldig mee om te gaan).
Toepassing: alle modelelementen.
Herkomst definitieDe registratie of het informatiemodel waaruit de **definitie** is overgenomen dan wel een aanduiding die aangeeft uit welke bronnen de definitie is samengesteld.Toelichting
Meestal staat in dit metagegeven aangegeven 'mijn IM', bijvoorbeeld BRK als het om het informatiemodel van de BRK gaat.
Maar de herkomst van de definitie van het kenmerk adres kan ook als waarde hebben: ‘BAG’. Of ‘BAG en BRK’, waarbij in de documentatie verder uitgelegd wordt wat dit betekent, zoals dat de definitie is overgenomen en vervolgens binnen het eigen informatiemodel verder aangescherpt is, of nader opgesplitst is in twee aparte definities.
Dit metagegeven is niet bedoeld voor gevallen waarin een definitie alleen geïnspireerd is door een andere definitie, of de andere definitie daadwerkelijke dermate herdefinieerd dat de oorspronkelijke definitie niet meer van toepassing is.
Het gaat erom dat het voor gebruikers helder is hoe informatie die aan dit informatiemodel voldoet zich verhoudt tot informatie die aan het andere informatiemodel voldoet. Het metagegeven herkomst definitie schept hier duidelijkheid in.
Toepassing: alle modelelementen die het metagegeven definitie kennen.
ToelichtingEen inhoudelijke toelichting op de definitie, ter verheldering of nadere duiding.Toelichting
Bijvoorbeeld: een aantal treffende voorbeelden (waardes) van het kenmerk van het object of een aanduiding van wat er niet onder de definitie valt.
Het is niet de bedoeling om andere metagegevens in de toelichting op te nemen, zoals populatie of begrip.De toelichting is op zichzelf helder en te begrijpen en is gericht op de betekenis van gegevens en/of de context van deze gegevens. De toelichting is niet gericht op de inwinning van de gegevens maar beschrijft de betekenis van hetgeen wat ingewonnen is, zodat het voor de gebruikers van de gegevens helder is wat de betekenis ervan is. Het is daarom niet de bedoeling om inwinregels of veelgestelde vragen zelf in de toelichting op te nemen. Uiteraard is het wel goed om kennis die in de inwinregels en antwoorden "verborgen" zit een plek te geven in de toelichting.
Toepassing: alle modelelementen die het metagegeven definitie kennen.
Datum opnameDe datum waarop het modelelement is opgenomen in het informatiemodel.Toelichting
Bijvoorbeeld: 1-1-2012.
Toepassing: alle modelelementen, uitgezonderd datatype elementen, packages en overig.
IdentificerendEen aanduiding dat een kenmerk of een combinatie van kenmerken van een objecttype uniek identificerend is voor alle objecten in de populatie van objecten van dit objecttype, of de aanduiding dat een referentie-element uniek identificerend is voor alle lijst items in een referentielijst.Toelichting: objecten hebben, of krijgen, in een administratie of gegevensvoorziening vaak één identificerend kenmerk. Het kan ook zijn dat een aantal kenmerken in combinatie identificerend zijn, zoals twee attribuutsoorten of een attribuutsoort en een relatiesoort. De combinatie met een relatiesoort wordt alleen gedaan voor objecttypes die zelf geen unieke aanduiding hebben en daarom deze moeten samenstellen met de unieke aanduiding van een gerelateerde objecttype. Het modelelement «Referentielijst»
is het enige type waardelijst die dit metagegeven kan hebben, omdat de enumeratiezelf identificerend is en de uniek identificerende code van een codelijst zich buiten het informatiemodel bevindt.
Toepassing: attribuutsoort, alle relaties (relatiesoort, relatierol, relatieklasse, externe koppeling), referentie-element.
heeft tijdslijn geldigheidIndicatie of voor dit kenmerk een tijdslijn geldigheid bijgehouden wordt en te bevragen is.Toelichting
Bijvoorbeeld: Ja
.
Met de tijdlijn geldigheid wordt bedoeld dat er op een tijdslijn wordt bijgehouden wanneer een verandering is opgetreden in de werkelijkheid die heeft geleid tot verandering van de waarde van een kenmerk van een object. Het gegeven is vanaf een bepaald tijdsmoment geldig en dit tijdsmoment wordt op enerlei wijze als metagegeven bijgehouden bij het gegeven.
Het komt vaak voor dat er besloten wordt of bepaald wordt dat een gegeven al geldig is of werd vanaf een bepaald tijdsmoment in het verleden en het komt voor dat het gegeven pas geldig zal worden vanaf een bepaald tijdsmoment in de (nabije) toekomst. Verdere toelichting, zie het hoofdstuk Afspraken & Regels.
Met te bevragen wordt bedoeld: het tijdsmoment vanaf wanneer een gegeven als geldig wordt beschouwd (en vanaf wanneer het gegeven niet meer als geldig wordt beschouwd) wordt op enerlei wijze als historie bijgehouden, en deze wijze is te bevragen. Dit metagegeven is alleen betekenisvol voor kenmerken waarvoor een waarde wordt bijgehouden. De in te vullen waarde komt uit: zie Tagged values en waardenbereik tagged values.
De in te vullen waarde komt uit: zie Tagged values en waardenbereik tagged values
Toepassing: alle modelelementen die een kenmerk (kunnen) zijn van een objecttype, waarvoor data kan worden bijgehouden: attribuutsoort en relaties (relatiesoort, relatieklasse, externe koppeling).
Opmerkingen vooraf:
- Dit metagegeven is gelijkwaardig met het metagegeven heeft tijdlijn geldigheid.
- In toekomstige versies van MIM, versie 2.x en later, wordt dit metagegeven uitgefaseerd. Vanwege backwards compatibility blijft op dit moment aanwezig in MIM 1.x
Toelichting
Bijvoorbeeld: Ja
.
Met te bevragen wordt bedoeld, er wordt historie bijgehouden op enerlei wijze, welke op enerlei wijze te bevragen is. Dit metagegeven is alleen betekenisvol voor kenmerken waarvoor data wordt bijgehouden. De in te vullen waarde komt uit: zie Tagged values en waardenbereik tagged values. Materiële historie geeft aan wanneer een verandering is opgetreden in de werkelijkheid die heeft geleid tot verandering van de attribuutwaarde. Verdere toelichting, zie het hoofdstuk Afspraken & Regels
Toepassing: alle modelelementen die een kenmerk (kunnen) zijn van een objecttype, waarvoor data kan worden bijgehouden: attribuutsoort en relaties (relatiesoort, relatieklasse, externe koppeling).
De in te vullen waarde komt uit: zie Tagged values en waardenbereik tagged values
Materiële historie geeft aan wanneer een verandering is opgetreden in de werkelijkheid die heeft geleid tot verandering van de attribuutwaarde. Verdere toelichting, zie het hoofdstuk Afspraken & Regels
Toepassing: alle modelelementen die een kenmerk (kunnen) zijn van een objecttype, waarvoor data kan worden bijgehouden: attribuutsoort en relaties (relatiesoort of relatiedoel, relatieklasse, externe koppeling).
heeft tijdslijn registratieIndicatie of voor dit kenmerk een tijdslijn geldigheid bijgehouden wordt en te bevragen is.Toelichting
Bijvoorbeeld: Nee
.
Met de tijdlijn registratie wordt bedoeld dat er op een tijdslijn wordt bijgehouden wanneer een bepaalde waarde voor een kenmerk van een object vastgelegd wordt, oftewel geregistreerd wordt. Dit tijdsmoment wordt op enerlei wijze als metagegeven bijgehouden bij het gegeven. De vastlegging kan zijn op een bepaald medium of in een registratie van een informatievoorziening. Het tijdsmoment van vastlegging of registratie is altijd ten tijde van vastlegging van een gegeven in de echte tijd (de horloge tijd). Elke keer dat hetzelfde gegeven op een andere plek wordt vastgelegd is een apart tijdsmoment op de tijdslijn registatie dat relevant kan zijn om bij te houden. Verdere toelichting, zie het hoofdstuk Afspraken & Regels.
Met te bevragen wordt bedoeld: het tijdsmoment wanneer een gegeven geregistreerd is wordt op enerlei wijze als historie bijgehouden, en deze wijze is te bevragen. Dit metagegeven is alleen betekenisvol voor kenmerken waarvoor een waarde wordt bijgehouden.
De in te vullen waarde komt uit: zie Tagged values en waardenbereik tagged values
Toepassing: alle modelelementen die een kenmerk (kunnen) zijn van een objecttype, waarvoor data kan worden bijgehouden: attribuutsoort en relaties (relatiesoort, relatieklasse, externe koppeling).
Opmerkingen vooraf:
- Dit metagegeven is gelijkwaardig met het metagegeven heeft tijdlijn registratie.
- In toekomstige versies van MIM, versie 2.x en later, wordt dit metagegeven uitgefaseerd. Vanwege backwards compatibility blijft op dit moment aanwezig in MIM 1.x
Toelichting
Bijvoorbeeld: Nee
.
Met te bevragen wordt bedoeld, er wordt historie bijgehouden op enerlei wijze, welke op enerlei wijze te bevragen is. Dit metagegeven is alleen betekenisvol voor kenmerken waarvoor data wordt bijgehouden. De in te vullen waarde komt uit: zie Tagged values en waardenbereik tagged values. Formele historie geeft aan wanneer in de administratie een verandering bekend is, en is verwerkt. Verdere toelichting, zie het hoofdstuk Afspraken &Regels.
De in te vullen waarde komt uit: zie Tagged values en waardenbereik tagged values
Formele historie geeft aan wanneer in de administratie een verandering bekend is, en is verwerkt. Verdere toelichting, zie het hoofdstuk Afspraken &Regels.
Toepassing: alle modelelementen die een kenmerk (kunnen) zijn van een objecttype waarvoor data kan worden bijgehouden: attribuutsoort en relaties (relatiesoort of relatiedoel, relatieklasse, externe koppeling).
KardinaliteitDe kardinaliteit geeft aan hoeveel keer waarden van dit kenmerk van een object kunnen voorkomen bij een object van het betreffende objecttype.Toelichting
- Waarde:
1..1
: Een object heeft altijd dit kenmerk. Bijvoorbeeld: geboortedatum persoon. - Waarde:
1..*
: Een object heeft altijd dit kenmerk en het kenmerk kan meerdere malen voorkomen. Bijvoorbeeld: aantal hoofdstukken in een boek (in dit domein is dat er altijd minimaal1
). - Waarde:
0..1
: Is soms niet beschikbaar. Bijvoorbeeld: tussenvoegsel achternaam. - Waarde:
0..*
: Is niet altijd beschikbaar maar het kenmerk kan ook meerdere malen voorkomen. Bijvoorbeeld: verblijfsobjecten die gelegen zijn in een pand (garagebox: 0
,huis: 1
,flat: *
). Andere getallen dan0
,1
en*
zijn ook toegestaan, bijvoorbeeld2..*
of0..2
. De notatie van*
verschilt per modelleertaal. Met*
wordt bedoeld, veel of vele (niet nader gespecificeerd maar bijvoorbeeld10
of100
is toegestaan).
Indien een «Attribuutsoort»
deel uit maakt van een «Gegevensgroeptype»
, dan wordt de kardinaliteit vermeld van het «Attribuutsoort»
binnen het «Gegevensgroeptype»
. Voor de uiteindelijke kardinaliteit van hoe vaak een gegeven voorkomt bij het object moet rekening gehouden worden met de kardinaliteit van de gegevensgroep en met de kardinaliteit van de «Attribuutsoort»
.
Merk op dat het zo kan zijn dat een object het kenmerk wel degelijk heeft/zou moeten hebben, maar dat het vooralsnog niet gelukt is om dit gegeven in te winnen of te achterhalen. Het is dan bekend dat het object dit kenmerk wel degelijk heeft, maar de waarde ervan is onbekend. De kardinaliteit wordt dan niet van 1
naar 0
gezet, maar er wordt aangegeven dat er sprake is van mogelijk geen waarde. Meer hierover is beschreven in het hoofdstuk Afspraken & Regels.
Een «Generalisatie»
is een bijzondere vorm van een relatie. De kardinaliteit van de bron en van het doel is hier altijd en per definitie 1..1
. Dit hoeft daarom nooit via een aanduiding van een kardinaliteit te worden aangegeven.
Toepassing: alle modelelementen die een kenmerk (kunnen) zijn van een objecttype.
Kardinaliteit relatie bronDe kardinaliteit relatie bron geeft bij een relatiesoort aan hoeveel instanties van het bron objecttype in een relatie met één instantie van het doel objecttype verbonden kunnen zijn.Voorbeeld: een verblijfsobject ligt in een pand. De eigenaar van de relatie is het verblijfsobject (de bron van de relatie) en het doel van de relatie is een pand.
- De kardinaliteit van het doel van de relatie geeft aan: in hoeveel panden kan één verblijfsobject liggen. Antwoord:
1..*
- De kardinaliteit van de bron geeft aan: hoeveel verblijfsobjecten kunnen er in één pand liggen. Antwoord:
0..*
Deze kardinaliteit is vooral nuttig voor controles, deze komt op data niveau echter (meestal) niet terug omdat relaties in MIM gericht zijn.
Toelichting
De kardinaliteit van de bron van de relatie geeft aan hoeveel instanties van de bron van de relatie kunnen verwijzen naar één instantie van het doel van de relatie. Wanneer de kardinaliteit aan de bronkant van de relatie niet is gespecificeerd dan is er geen sprake van een defaultwaarde.
Toepassing: relatiesoort, externe koppeling en relatieklasse
AuthentiekAanduiding of het kenmerk een authentiek gegeven betreft.Toelichting
Bijvoorbeeld: Authentiek, Basisgegeven, Landelijk kerngegeven, Gemeentelijk kerngegeven, Overig.
Authentiek is van toepassing voor bijvoorbeeld het burger service nummer van een natuurlijk persoon. In de wet van bijvoorbeeld een basisregistratie ligt vast welke gegevens authentiek zijn. Een kenmerk is authentiek indien de juistheid (hoogwaardige kwaliteit) van het gegeven gewaarborgd wordt via formele inwinningsprocessen en wettelijk regelingen. Authentieke gegevens moeten door alle overheidsinstellingen verplicht en zonder nader onderzoek, worden gebruikt bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken.
De in te vullen waarde komt uit: zie Tagged values en waardenbereik tagged values
Toepassing: alle modelelementen die een kenmerk (kunnen) zijn van een objecttype.
Indicatie afleidbaarAanduiding dat gegeven afleidbaar is uit andere attribuut- en/of relatiesoorten.Toelichting
Bijvoorbeeld: de ‘naam’ van een openbare ruimte, zoals Burgemeester Baron van Voerst van Lyndenstraat , wordt in de verkorte schrijfwijze de ‘verkorte naam’ Burg Bar v V v Lyndenstr – dit is een afgeleid gegeven. Bijvoorbeeld de ‘eigenaar’ van een huis kan worden afgeleid uit bepaalde andere gegevens die binnen het informatiemodel zijn vastgelegd. Het afgeleide gegeven is zelf geen brongegeven, en moet aangepast worden als de brongegevens aangepast worden. In de beschrijving van het kenmerk zal aangegeven zijn om welke gegevens het gaat en eventueel hoe de afleiding plaatsvindt.
Toepassing: de modelelementen waarvoor een waarde ingevuld kan worden, te weten de modelelementen attribuutsoort en relatiesoort.
Indicatie classificerendIndicatie dat een attribuutsoort het objecttype waar het bij hoort classificeert in (sub)typen.Toelichting
Een objecttype kan middels een attribuutsoort geclassificeerd worden in subtypen. Bijvoorbeeld: type gebouw. Een toren, kerk, bunker, zwembad zijn allemaal typen gebouwen. In een model op niveau 2 kunnen dergelijke typen als objecttypen en specialisaties van het objecttype gebouw zijn gemodelleerd. Met name op niveau 3 kan het relevant zijn om deze informatie daadwerkelijk te structureren door expliciet een aspect op te nemen waarmee direct het type gebouw kan worden vastgelegd, los van de modellering van objecttypen.
Praktisch gezien kan vervolgens gekozen worden om de onderliggende objecttypen niet meer in het model op te nemen, en slechts dit aspect op te nemen. Ook kan, in combinatie met Indicatie afleidbaar
, dit aspect afgeleid worden uit het meest concrete objecttype, indien dergelijke objecttypen wel zijn gemodelleerd. De in te vullen waarde komt uit: zie Tagged values en waardenbereik tagged values
Toepassing: attribuutsoort.
Mogelijk geen waardeAanduiding dat van een aspect geen waarde is geregistreerd, maar dat onduidelijk is of de waarde er werkelijk ook niet is.Toelichting
Bijvoorbeeld: land van herkomst. Elk mens komt uit een land, maar het kan op het moment onduidelijk zijn welk land dit is. Bijvoorbeeld: RSIN van een organisatie, voor gegevens in de registratie die ingewonnen zijn voordat het RSIN bestond. Het RSIN is een verplicht veld in het actuele informatiemodel, maar voor oude gegevens is de waarde onbekend.
Het gaat er hier om dat het onduidelijk is of de waarde er is, of als het wel duidelijk is dat er een waarde is/zou moeten zijn, dat het onduidelijk is wat de waarde dan is. Dit metagegeven geeft dan aan dat het toegestaan is dat deze onduidelijkheid mag (blijven) bestaan. Veelal mag dit alleen onder bepaalde voorwaarden, met een opgaaf van reden.
Toepassing: de modelelementen waarvoor een waarde ingevuld kan worden, te weten de modelelementen attribuutsoort en relatiesoort.
BronAanduiding van het bronobject in een relatie tussen objecten. Een bronobject heeft middels een relatiesoort een relatie met een doelobject.Toelichting
Bijvoorbeeld: een persoon heeft een postadres. Het postadres is een kenmerk van een persoon. De persoon is in deze het bronobject van de relatie. Het postadres is de naam van het kenmerk c.q. de relatie tussen een persoon en een adres en geeft betekenis aan deze relatie. Het adres is er gewoon en wie hem allemaal gebruikt als adres en of dit als postadres is of als woonadres of nog iets anders is voor het adres niet van belang.
Toepassing: relaties, oftewel de modelelementen Relatiesoort en Externe koppeling.
DoelAanduiding van het gerelateerde objecttype die het eindpunt van de relatie aangeeft. Naar objecten van dit objecttype wordt verwezen.Toelichting
Bijvoorbeeld: een persoon heeft een postadres. Het postadres is de naam van de relatie tussen een persoon en een adres. Het adres is het doel van deze relatie. Dit metagegeven wordt vaak ook relatiedoel genoemd (Engels: target).
Toepassing: relaties, oftewel de modelelementen Relatiesoort en Externe koppeling.
UnidirectioneelDe richting van een relatie, welke betekenis geeft aan de relatie vanuit het perspectief van de eigenaar van de relatie.Toelichting
Bijvoorbeeld: een persoon heeft een postadres. De richting van de relatie is van persoon naar adres. De eigenaar van de relatie (de bron) heeft kennis van de het gerelateerde objecttype (het doel). In een modelleertaal wordt dit vaak aangegeven met een pijl. De pijl heeft als vertrekpunt de bron en heeft als pijlpunt, waar de relatie naar wijst, het gerelateerde objecttype. Alle relaties zijn altijd gericht van het objecttype (bron) naar het gerelateerde objecttype (doel).
Het is gebruikelijk om een richting aan te geven, enerzijds omdat de betekenis van A naar B een andere is dan van B naar A, anderzijds omdat het van belang is bij welke objecttype het kenmerk wordt bijgehouden, oftewel wie de eigenaar is.
Toepassing: relaties, oftewel de modelelementen Relatiesoort en Externe koppeling.
AggregatietypeAanduiding of het objecttype die de eigenaar is van een relatie het doel van relatie ziet als een samen te voegen onderdeel die bij het objecttype hoort.Toelichting
Bijvoorbeeld: een auto heeft verschillende onderdelen, waaronder een motor. In het informatiemodel gaat het vooral om de auto en is de motor alleen relevant vanuit het perspectief van dat het een onderdeel is van de auto. De aggregatie is in de basis een relatie en het aggregratietype geeft aanvullend hierop extra informatie. Standaard is er bij een relatie geen sprake van een aggregatie, (aggregatietype "Geen"). Er is dan sprake van een relatie tussen objecten van beide objecttypes, en deze kan conditioneel zijn, maar de objecten worden gezien als dat ze zelfstandig bestaansrecht hebben en daarnaast ook een relatie met elkaar hebben en verder niets.
Als er wel sprake is van een aggregatie, dan geeft het aggregratietype aan dat het objecttype die doel is van de relatie, in functionele zin en in aanvulling op de relatie zelf, ook een onderdeel (component) is van het objecttype die de eigenaar is van de relatie. De eigenaar geeft hierbij aan hoe de aggregatie in gezien moet worden. Dit kan zijn:
- 'Compositie' (Engels: composite): het doel object is een integraal onderdeel van het eigenaar object en dit onderdeel wordt niet gedeeld met anderen. De eigenaar is volledig verantwoordelijk voor het beheer van de bijhouding van informatie over het onderdeel. Als de eigenaar vervalt, dan vervallen automatisch ook de onderdelen mee. Het doel object kan als onderdeel niet zelfstandig bestaan: het doel vervalt als de eigenaar vervalt. Wel kan je een onderdeel vervangen met behoud van het eigenaar object.
- 'Gedeeld' (Engels: shared): het onderdeel kan gebruikt en gedeeld worden door meerdere eigenaren. Bijvoorbeeld: een betaalrekening.
Toepassing: relaties, oftewel de modelelementen Relatiesoort en Externe koppeling.
LocatieAls het type van het attribuutsoort een waardelijst is, dan wordt hier de locatie waar deze te vinden is opgegeven.Toelichting
Indien mogelijk is de verwijzing een URI of een URL (als er geen URI is, dan kan dit een URL zijn, waar de waardelijst op basis van de naam van de waardelijst te vinden is). Bijvoorbeeld: 'http://www.organisatie.nl/schemas/waardelijsten/NaamWaardelijst'
Toepassing: de modelelementen die een waardelijst zijn.
DoelformaatHet formaat waarin een waardelijst is gepubliceerd.Toelichting
Voor de hand liggende formaten waarin een waardelijst is gepubliceerd zijn onder andere SKOS en CSV.
Toepassing: Codelijst
DatatypeDatatype van de waarden in een waardelijst.Toelichting
Voorbeelden hiervan zijn Characterstring
, Integer
Toepassing: Codelijst
Waarde-itemHet item (of element) van de lijst dat de waarde representeert.Toelichting
Als een Codelijst een structuur heeft wordt hiermee aangegeven welk item in de codelijst de waarde representeert.
Toepassing: Codelijst
ProfielspecificatieReferentie naar het profiel dat de technische implementatie van de codelijst beschrijft.Toelichting
Mogelijk is er een profielspecificatie die de specifieke technische toepassing van de codelijst beschrijft. Bij voorkeur is de referentie door middel van een url.
Toepassing: Codelijst
Het domein van een waarde van een gegeven.
TypeHet datatype waarmee waarden van dit modelelement worden vastgelegd.Toelichting
Bijvoorbeeld: het type van het kenmerk geometrie is het datatype VlakOfMultivlak, het type van het kenmerk achternaam is het datatype CharacterString
Een attribuutsoort heeft een datatype voor de specificatie van het toegestane waardetype. Hetzelfde geldt voor een data-element, een referentie-element en keuze elementen. Dit is altijd conform een datatype uit dit metamodel (of een extensie ervan) of een primitief datatype die extern is aan dit model. Betreft het een waarde uit een dynamische waardentabel, dan wordt de naam van de desbetreffende referentielijst of codelijst als type vermeld. Indien het een waarde uit een statische opsomming van waarden betreft, dan wordt de naam van de desbetreffende enumeratie als type vermeld.
Toepassing: Alle informatie elementen die een attribuut modelleren: attribuutsoort, data-element, referentie-element, datatypekeuze, doelkeuze.
LengteDe aanduiding van de lengte van een gegeven, volgens de aangegeven notatiewijze.De notatiewijze en de betekenis is als volgt:
Voor karakters:
Notatie | Betekenis |
---|---|
1 |
De lengte is precies 1 |
2.. |
De lengte is minimaal 2 (inclusief 2) of meer (onbegrensd) |
2..9 |
De lengte is minimaal 2 en maximaal 9 (inclusief 9) |
Voor getallen:
Notatie | Betekenis |
---|---|
3 |
De lengte is maximaal 3 (inclusief 3, dus 1, 2 of 3) voor de komma |
3,2 |
De lengte is maximaal 3 (inclusief 3, dus 1, 2 of 3) voor de komma, en maximaal 2 getallen na de komma |
Andere getallen dan 1
, 2
, 3
of 9
kunnen uiteraard gebruikt worden om er de lengte mee te specificeren.
Toelichting
Het gaat bij deze lengte om hoe lang een gegeven in functionele zin mag zijn. Dus, hoeveel karakters en hoeveel getallen voor en na de komma.
De lengte heeft betrekking op data waar een modelelement over gaat. Bij een attribuutsoort gaat het om de lengte van de data van het attribuut. Bij een gestructureerd datatype krijgt elk data-element een eigen lengte en gaat het om de lengte van alleen dit data-element.
Bijvoorbeeld:
- Een naam van een persoon met minimale lengte 2 en onbegrensd: CharacterString, lengte 2..
- Een naam van een openbare ruimte met minimale lengte 2 en maximale lengte 80: CharacterString, lengte 2..80
- Een identificatie als getal, van maximaal lengte 16: Integer, lengte 16
- Een identificatie van precies lengte 16, met voorloopnullen: CharacterString, lengte 16
- Een percentage met 2 getallen achter de komma: Decimal, lengte 3,2
Voorheen vaak gebruikt:
- AN80 komt overeen met CharacterString, lengte 1..80
- N8 komt overeen met Integer, lengte 8 (dus van -99999999 tot en met +99999999)
- N3,2 komt overeen met Decimal, lengte 3,2
Veel voorkomende maximum waarden voor CharacterString zijn: 80, 200, 4000.
Een getal wat voorloopnullen mag hebben, zoals gemeentecode 0060, wordt gespecificeerd als een CharacterString. Het getal 0001 bestaat niet, dit is het getal 1.
De lengte geldt voor gegevens indien er sprake is van een gegeven. Gegevens die optioneel zijn worden leeggelaten, het is daarom niet de bedoeling om voor optionele gegevens een lengte van minimaal 0 te specificeren. Specificeer: als het gegeven ingevuld is, dan is de lengte minimaal 1.
Het - teken bij een negatief heeft geen gevolgen voor de specificatie van de lengte.
Niet alle eisen aan een gegevens kunnen gespecificeerd worden met een lengte. Gebruik dan een patroon of formeel patroon of een andere specificatie van de minimale en/of maximale waarde. Bijvoorbeeld:
- 1 of 2 cijfers achter de komma kan niet gespecificeerd worden met lengte
- 1 of 2 cijfers voor de komma kan niet gespecificeerd worden met lengte
- een exacte lengte voor een getal, oftewel lengte precies 16 waarbij lengte 1 of 15 niet mag
- het waardenbereik van een gegeven, "binnen" deze lengte
- of een getal negatief of positief mag zijn.
Toepassing: Attribuutsoort, primitief datatype (alleen als dit datatype in het IM zelf gedefinieerd is), data-element, referentie-element.
PatroonDe verzameling van waarden die gegevens van deze attribuutsoort kunnen hebben, oftewel het waardenbereik, uitgedrukt in een specifieke structuur.Toelichting
De structuur is in woorden beschreven. Bijvoorbeeld: conform de Nederlandse standaard voor het beschrijven van een postcode. Het specificeren van een patroon is alleen van toepassing wanneer de specificatie aangeeft dat de waarde (direct of indirect) een primitief datatype betreft, zoals een CharacterString.
Toepassing: De modelelementen uit de groep datatype en attribuutsoort.
Formeel patroonZoals patroon, formeel vastgelegd, uitgedrukt in een formele taal die door de computer wordt herkend.Toelichting
De structuur is in een reguliere expressie beschreven.
Bijvoorbeeld: [1-9][0-9][0-9][0-9][A-Z][A-Z]
Het specificeren van een patroon is alleen van toepassing wanneer de specificatie aangeeft dat de waarde (direct of indirect) een primitief datatype betreft, zoals een CharacterString.
Toepassing: De modelelementen uit de groep datatype en attribuutsoort.
CodeDe in een registratie of informatiemodel aan de enumeratiewaarde toegekend unieke code. Indicatie abstract objectEen indicatie die aangeeft of er objecten _kunnen_ bestaan die getypeerd worden als zijnde objecten (instanties) van alleen dit objecttype. Een abstract objecttype moet altijd de generalisatie zijn van één of meerdere objecttypes die niet abstract zijn. Eén informatiemodel kan een abstract objecttype bevatten die _binnen dit informatiemodel_ een generalisatie is van geen enkel objecttype. Deze niet abstracte objecttypen kunnen zich immers ook buiten het informatiemodel bevinden en aldaar worden gespecificeerd. Dit komt voor bij informatiemodellen die een abstracte typering definiëren waarop (concretere) informatiemodellen willen aansluiten en nadere invulling aan geven.Toelichting
Niet abstract wordt ook vaak wel genoemd: concreet.
Bijvoorbeeld het abstract objecttype "Voertuig", met concrete specialisaties "Auto", "Fiets" en "Bromfiets". Dit betekent dat er geen voertuigen mogen bestaan die alleen maar een voertuig zijn en waarbij in het midden gelaten mag worden of het een Auto, Fiets, Bromfiets betreft. Als het "Voertuig" daarentegen niet als abstract is gemodelleerd, dan mogen er wel voertuigen bestaan die alleen maar een voertuig zijn en niet een Auto, Fiets of Bromfiets. In beide gevallen kan er over de objecten gesproken worden als zijnde een voertuig en kunnen deze objecten in algemene zin als zodanig behandeld worden (zoals een generalisatie bedoeld is).
Wanneer een objecttype niet abstract is, oftewel concreet, dan kunnen er objecten bestaan die een instantie van objecttype zijn.
Wanneer een objecttype wel abstract is, dan kunnen er geen objecten bestaan die een instantie van dit objecttype zijn. Er moet dan altijd sprake zijn van een concreet (niet abstract) objecttype die het abstracte objecttype als generalisatie heeft. Objecten zijn dan instanties van dit concrete objecttype en geen instanties van het abstracte objecttype. Wel voldoen deze objecten beide objecttype definities en kunnen deze objecten in algemene zin als zodanig behandeld worden.
Zie ook sectie Abstracte objecttypes en concrete objecten waar een nadere uitleg wordt gegeven van het fenomeen abstract objecttypen.
Toepassing: Enumeratiewaarde
PopulatieVoor objecttypen die deel uitmaken van een (basis)registratie betreft dit de beschrijving van de exemplaren van het gedefinieerde objecttype die in de desbetreffende (basis) registratie voorhanden zijn.Toelichting
Toelichting
De definitie van een objecttype geeft aan welke exemplaren in de werkelijkheid bedoeld worden, te weten die exemplaren die aan de definitie voldoen.
De populatie in een (basis)registratie kan in het gebruik echter beperkter zijn, omdat niet alle examplaren die aan de definitie voldoen worden geregistreerd. Er zijn dan dus examplaren die wel aan de definitie voldoen, maar die niet worden geregistreerd en dus ook niet opgevraagd kunnen worden.
De populatie is een nadere afbakening op de definitie, een beschrijving van de subset van de verzameling van alle exemplaren van dit objecttype die:
- wel geregistreerd of uitgewisseld worden en/of
- wel aan de definitie voldoen, maar die niet geregistreerd of uitgewisseld worden.
Wanneer alle exemplaren die onder de definitie vallen geregistreerd zijn en/of uitgewisseld kunnen worden, dan mag de populatie worden leeggelaten.
De populatie kan ook gebruikt worden om aan te geven dat niet alle exemplaren van een objecttype opgenomen zijn in de registratie maar alleen die welke voldoen aan een conditie. De conditie heeft verder geen effect heeft op de definitie.
Het Kadaster is opgericht in 1832 en kent sindsdien kadastrale aktes, die ingeschreven worden. De definitie van een kadastrale akte omvat alle aktes, en deze zijn op te vragen bij het Kadaster, maar niet alle aktes zijn als data (digitaal) op te vragen vanuit de BRK. Dit laatste kan dan in de populatie worden opgenomen.Populatie: alle kadastrale aktes die horen bij kadastrale objecten waarop op 1 januari 1980 een zakelijk recht rustte, en alle van kadastrale objecten die erna zijn ontstaan, zitten in de BRK. Dit is een voorbeeld van een conditie.
Er zijn panden in Nederland die een militaire functie hebben en waarvan het niet wenselijk is dat deze in de registratie worden opgenomen en op aangeven van het ministratie van Defensie daarom ook niet zijn opgenomen.Populatie: alle panden op het Nederlands grondgebied, die voldoen aan de objectdefinitie, behalve een aantal militaire panden zoals bedoeld in bepaling [1].
[1]: Memorie van toelichting bij de Wet basisregistraties adressen en gebouwen, kamerstuk, 2006/07, 30 968, nr. 3, 28 februari 2007. Zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30968-3.html
Toepassing: Objecttype
KwaliteitBeschrijving van de mate waarin in de registratie opgenomen objecten van het desbetreffende type volledig, juist, actueel, nauwkeurig en betrouwbaar zijn.Toelichting
Hier kan in tekst een beschrijving opgenomen worden over de kwaliteit van de inwinning van gegevens bij dit objecttype.
Toepassing: Objecttype
EenheidAanduiding van de eenheid die bij een meting of waarneming hoort. De waarde van `Eenheid` is een waarde uit de lijst gepubliceerd op https://units-of-measurement.org/.Toelichting
In essentie zijn er vier componenten die een meting of een waarneming beschrijven:
- het onderwerp (wat wordt er gemeten)
- de waarde (de waarde die gemeten is)
- het datatype van die waarde (kwalitatief (characterstring), kwantitatief (integer of real))
- de eenheid van de waarde
De eerste drie zijn informatie-technisch uit te drukken met het informatie-element Attribuutsoort
en Datatype
. Voor Eenheid
is een apart metagegeven gecreëerd dat gekoppeld wordt aan een Attribuutsoort
.
Toepassing: Relatiesoort
Minimumwaarde inclusief Minimumwaarde inclusief (`>=`) is de ondergrens van het waardebereik voor een attribuutsoort of data element getypeerd met een primitief datatype, inclusief die waarde zelf. De minimumwaarde moet van hetzelfde primitieve datatype zijn als het datatype van het modelelement waar het voor geldt.Toelichting
Bijvoorbeeld de minimale waarde voor een geldigheidsdatum.
Toepassing
Gebruik op attribuutsoorten en data elementen met een primitief datatype van het type:
- Integer
- Decimal
- Float
- Real
- DateTime
- Date
Een modelelement mag maar één voorkomen van metagegeven Minimumwaarde inclusief of Minimumwaarde exclusief hebben.
Minimumwaarde exclusief Minimumwaarde exclusief (`>`) is de ondergrens van het waardebereik voor een attribuutsoort of data element getypeerd met een primitief datatype, exclusief die waarde zelf. De minimumwaarde moet van hetzelfde primitieve datatype zijn als het datatype van het modelelement waar het voor geldt.Toelichting
Bijvoorbeeld de minimale inhoud van een bouwwerk.
Toepassing
Gebruik op attribuutsoorten en data elementen met een primitief datatype van het type:
- Integer
- Decimal
- Float
- Real
- DateTime
- Date
Een modelelement mag maar één voorkomen van metagegeven Minimumwaarde inclusief of Minimumwaarde exclusief hebben.
Maximumwaarde inclusief Maximumwaarde inclusief (`<=`) is de bovengrens van het waardebereik voor een attribuutsoort of data element getypeerd met een primitief datatype, inclusief die waarde zelf. De maximumwaarde moet van hetzelfde primitieve datatype zijn als het datatype van het modelelement waar het voor geldt.Toelichting
Bijvoorbeeld de minimale waarde voor een geldigheidsdatum.
Toepassing
Gebruik op attribuutsoorten en data elementen met een primitief datatype van het type:
- Integer
- Decimal
- Float
- Real
- DateTime
- Date
Een modelelement mag maar één voorkomen van metagegeven Maximumwaarde inclusief of Maximumwaarde exclusief hebben.
Maximumwaarde exclusief Maximumwaarde exclusief (`<`) is de bovengrens van het waardebereik voor een attribuutsoort of data element getypeerd met een primitief datatype, exclusief die waarde zelf. De maximumwaarde moet van hetzelfde primitieve datatype zijn als het datatype van het modelelement waar het voor geldt.Toelichting
Bijvoorbeeld de maximale waarde voor een geldigheidsdatum.
Toepassing
Gebruik op attribuutsoorten en data elementen met een primitief datatype van het type:
- Integer
- Decimal
- Float
- Real
- DateTime
- Date
Een modelelement mag maar één voorkomen van metagegeven Maximumwaarde inclusief of Maximumwaarde exclusief hebben.
Bindingen geven aan hoe modelelementen met elkaar verbonden kunnen en mogen worden.
Voorbeeld: de binding tussen een objecttype en een attribuutsoort, om aan te geven dat een attribuutsoort gemodelleerd kan worden als eigenschap van een objecttype. Een voorbeeld van wat niet mag is de verbinding van een attribuutsoort aan een relatiesoort. Andere voorbeelden zijn de binding tussen een objecttype en een generalisatie, of tussen een enumeratie en een enumeratiewaarde.
Deze metagegevens zijn alleen nodig voor de binding van modelelementen aan elkaar en zijn vrijwel altijd een onderdeel van een modelleertaal (waarmee een informatiemodel gemaakt kan worden). In modelleertalen is de binding niet altijd benoemd en is dan impliciet aanwezig. Het metagegeven hoeft dan in die modelleertaal niet expliciet te worden opgenomen. Omdat dit hoofdstuk los van een modelleertaal is beschreven zijn de namen van de bindingen wel opgenomen. Mocht het relevant zijn om de namen van de verbindingen ergens te gebruiken: er zijn twee schrijfwijzen aangegeven die equivalent zijn, gescheiden door een /
. De bindingen zijn ook in diagram vorm te lezen aan het begin van dit hoofdstuk, in Diagrammen van modelelementen.
Verkorte schrijfwijze: attribuut
heeft attribuutDe binding van een attribuutsoort als eigenschap aan een objecttype.Toelichting
Objecttypen, gegevensgroeptypen of relatieklassen hebben attributsoorten (0,1,n) voor het specificeren van eigenschappen.
Toepassing: Objecttype, gegevensgroeptype en relatieklasse.
Verkorte schrijfwijze: gegevensgroep
heeft gegevensgroepDe binding van een gegevensgroep als groep van eigenschappen aan een objecttype of gegevensgroeptype.Toelichting
Objecttypen en relatieklassen hebben gegevensgroepen (0,1,n) voor het specificeren van groepen van eigenschappen.
Toepassing: Objecttypen met gegevensgroepen of een gegevensgroeptype dat zelf ook weer een gegevensgroeptype bevat.
Verkorte schrijfwijze: gegevensgroeptype
heeft gegevensgroeptypeDe binding van een gegevensgroeptype als waardetype aan een gegevensgroep.Toelichting
Een attribuut met het stereotype gegevensgroep heeft als waardetype een gegevensgroeptype.
Toepassing: Gegevensgroep.
Verkorte schrijfwijze: supertype
verwijst naar supertypeDe binding van een supertype aan een subtype middels een generalisatie.Toelichting
Een subtype verwijst met een generalisatie naar een supertype.
Toepassing: Objecttype en datatype.
Verkorte schrijfwijze: datatype
heeft datatypeDe binding van een datatype aan een eigenschap.Toelichting
Een datatype wordt onder andere toegekend aan een attribuutsoort.
Toepassing: Attribuutsoort, keuze, referentie-element, data-element
Verkorte schrijfwijze: relatiesoort
heeft relatiesoortDe binding van een objecttype aan een objecttype middels een relatiesoort.Toelichting
Een objecttype kan een relatie hebben naar zichzelf of een ander objecttype.
Toepassing: Objecttype, Gegevensgroeptype.
Verkorte schrijfwijze: externe koppeling
heeft externe koppelingDe binding van een objecttype uit een extern package aan een objecttype.Toelichting
Een objecttype kan een relatie hebben met en objecttype in een extern package.
Toepassing: Objecttype, Gegevensgroeptype.
Verkorte schrijfwijze: data-element
heeft data-elementDe binding van een data-element aan een gestructureerd datatype.Toelichting
Een gestructureerd datatype bevat meerdere data-elementen.
Toepassing: gestructureerd datatype.
Verkorte schrijfwijze: enumeratiewaarde
bevat enumeratie waardeDe binding van een enumeratiewaarde aan een enumeratie.Toelichting
Een enumeratie bevat enumeratiewaarden.
Toepassing: enumeratie.
Verkorte schrijfwijze: referentie-element
bevat referentie-elementDe binding van een referentie-element aan een referentielijst.Toelichting
Een referentielijst bevat referentie-elementen.
Toepassing: Referentielijst.
Verkorte schrijfwijze: datatypekeuze
heeft keuzedatatypeDe binding van een keuze uit datatypen aan een attribuutsoort.Toelichting
Een attribuutsoort kan als datatype een keuze uit datatypen hebben.
Toepassing: Attribuutsoort.
Verkorte schrijfwijze: keuzeattribuut
heeft keuzeattribuutDe binding van een keuze uit attributen aan een attribuutsoort of keuze.Toelichting
Een keuze tussen attribuutsoorten kan als eigenschap aan een objecttype, gegevensgroeptype of relatieklasse worden gekoppeld.
Toepassing: Objecttype, Gegevensgroeptype, Relatieklasse, Attribuutsoort.
Verkorte schrijfwijze: keuzerelatiedoel
heeft keuzerelatiedoelDe binding van een keuze uit relatiedoelen aan een objecttype.Toelichting
Een keuze tussen relatiedoelen kan als eigenschap aan een objecttype of gegevensgroeptype worden gekoppeld.
Toepassing: Objecttype, Gegevensgroeptype, Keuze.
Verkorte schrijfwijze: constraint
heeft constraintDe binding van een constraint aan een modelelement.Het modelelement die een constraint heeft kan zijn: Objecttype
, Relatieklasse
, Gegevensgroeptype
.
Toelichting
Een constraint is gekoppeld aan de context van modelelement waarop ze van toepassing is. Dit modelelement kan zijn: Objecttype
, Gegevensgroeptype
of Relatieklasse
.
Toelichting op de toegestane waarden van (bepaalde) metagegevens.
Een aantal metagegevens hebben als datatype CharacterString
. Aanvullend geldt:
-
Voor lengtes geldt dat er alleen getallen in mogen (van het datatype
Integer
). -
Voor datums geldt dat deze het volgende patroon volgen:
jjjjmmdd
-
Voor de metagegevens
Definitie
enToelichting
geldt dat hiervoor tekst met opmaak (zoals vet, cursief, onderstreept en opsommingen) gebruikt mag worden. Welke opmaak precies gebruikt kan worden, is afhankelijk van de mogelijkheden van de modelleeromgeving en de beoogde toepassing van het model.
Voor de volgende metagegevens geldt een specifiek waardebereik.
Metagegeven | Waardenbereik |
---|---|
Indicatie materiële historie | Ja , Nee |
Indicatie formele historie | Ja , Nee |
Indicatie classificerend | Ja , Nee |
Indicatie abstract object | Ja , Nee |
Mogelijk geen waarde | Ja , Nee |
Aggregatietype | Compositie , Gedeeld , Geen |
Authentiek | Authentiek , Basisgegeven , Wettelijk gegeven , Landelijk kerngegeven , Overig |
overig
in een informatiemodel aan wat er onder wordt verstaan.
De metagegevens met Ja
en Nee
zijn semantisch bedoeld als een boolean (er zijn geen andere waarden mogelijk zoals onbekend, overig of geen waarde (leeg)). Voor technische implementatiedoeleinden is het toegestaan om Ja
en Nee
te interpreteren en eventueel te vervangen door een Boolean
. Let wel, voor mens-leesbare functionele documentatie horen altijd de in de tabel aangegeven waarden Ja
en Nee
te worden gebruikt.
Er zijn metagegevens die een defaultwaarde hebben. Het is echter niet nodig om deze defaultwaarde expliciet aan te geven in het informatiemodel. De default staat hier aangegeven. Alleen wanneer er afgeweken wordt van deze default wordt dit in het informatiemodel aangegeven.
Aanwijzing MIM-beheerder: metagegevens met een defaultwaarde mogen niet optioneel zijn. Kies de defaultwaarde defensief.
Metagegeven | Defaultwaarde |
---|---|
Basis-URI (Informatiemodel) | urn:modelelement: + {informatiemodel.naam}: |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie classificerend | Nee |
Indicatie abstract object | Nee |
Mogelijk geen waarde | Nee |
Identificerend | Nee |
Unidirectioneel | Ja |
Kardinaliteit attribuut | 1 |
Aggregatietype | Geen |
Opmerking met betrekking tot de kardinaliteit van relaties: deze staat niet in de tabel. Deze kennen geen defaultwaarde. De kardinaliteit aan de doel kant altijd moet worden aangegeven. De kardinaliteit aan de bron/eigenaar kant van een relatie is optioneel om in te vullen, wanneer er niets is ingevuld dan wordt er niets over de kardinaliteit gezegd en kent deze geen default waarde (in de praktijk betekent dit dat een kardinaliteit aan de bron kant als 0..* geïmplementeerd wordt).